Oefentoets thema 4:Stevigheid en beweging

Bij het wielrennen draagt Jane een helm. Welke
functie van het skelet wordt hierdoor
versterkt?
A
vorm geven aan het lichaam
B
beschermen van tere organen
C
stevigheid geven
D
beweging mogelijk maken
1 / 22
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Bij het wielrennen draagt Jane een helm. Welke
functie van het skelet wordt hierdoor
versterkt?
A
vorm geven aan het lichaam
B
beschermen van tere organen
C
stevigheid geven
D
beweging mogelijk maken

Slide 1 - Quizvraag

Pezen kunnen zich samentrekken.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quizvraag

Als je lijmstof uit een bot haalt,
wordt het bot zacht en buigzaam.
A
Juist
B
onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Tussen spaakbeen en opperarmbeen bij de
mens zit een rolgewricht.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag


     Spier P begint zich samen te trekken. Als gevolg hiervan wordt de voet gestrekt en wijzen de tenen omlaag.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Hoe heet spier 1?
Hoe heet spier 2?
A
Nr 1: armbuigspier Nr 2: armstrekspier
B
Nr 1=armstrekspier Nr 2=armbuigspier

Slide 6 - Quizvraag

Ik wil mijn arm buigen. Welke spier is aan het werk en wat gebeurt er met die spier?
A
armbuigspier, de spier wordt korter en dikker
B
armbuigspier, de spier wordt langer en dunner
C
armstrekspier, de spier wordt korter en dikker
D
armstrekspier, de spier wordt langer en dunner

Slide 7 - Quizvraag

Tussen de ribben en de wervels
zitten gewrichten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

De wervels van het heiligbeen zijn
door een naad aan elkaar
verbonden.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Bij sommige beenderen in de armen en de benen van een
mens zit aan één kant een kogelgewricht en aan de andere kant een scharniergewricht.
Bij welk van deze beenderen is dat het geval?
A
Bij het dijbeen
B
Bij het kuitbeen
C
Bij het scheenbeen
D
Bij het spaakbeen

Slide 10 - Quizvraag


In de afbeelding is de wervelkolom getekend.
Welk nummer geeft de lendenwervels aan?
A
Nummer 1
B
Nummer 2
C
Nummer 3
D
Nummer 4

Slide 11 - Quizvraag



       Uit welk weefsel bestaat de  
       verbinding tussen de ribben en het    
       borstbeen?
A
Uit weefsel in afbeelding 3
B
Uit weefsel in afbeelding 4
C
Uit zowel het weefsel in afbeelding 3 als het weefsel in afbeelding 4.
D
Dat kun je niet met zekerheid zeggen.

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de functie van de kalkzouten?
A
Het bot een beetje buigbaar maken.
B
Stevigheid (hardheid) geven aan het beenweefsel.

Slide 13 - Quizvraag

Wie heeft meer kalkzouten in zijn botten, een baby of een bejaarde?
A
Baby
B
Bejaarde

Slide 14 - Quizvraag


   Welk cijfer geeft in de afbeeldingen   
    het heiligbeen aan?
A
Cijfer 1
B
Cijfer 2
C
Cijfer 3

Slide 15 - Quizvraag


Welke van de vier antwoorden is juist?
A
4 = voorhoofdsbeen; 9 = wiggenbeen
B
5 = wandbeen; 6 = neusbeen
C
7 = slaapbeen; 9 = jukboog
D
5 = achterhoofdsbeen; 1 = bovenkaak

Slide 16 - Quizvraag



 In de afbeelding  zijn enkele  beenverbindingen getekend.
 Bij welke van deze beenverbindingen is de  
 minste beweging mogelijk?
A
Bij 1
B
Bij 2
C
Bij 3

Slide 17 - Quizvraag

Wat gebeurt er als de antagonist
van de buigspier van het
rechterbeen zich samentrekt?
A
Dan buigt het rechterbeen zich.
B
Dan strekt het rechterbeen zich.
C
Dan buigt het linkerbeen zich.
D
Dan strekt het linkerbeen zich.

Slide 18 - Quizvraag

Welk van de vier typen beenverbindingen is het meest beweeglijk?
A
Naadverbinding
B
Vergroeid
C
gewricht
D
kraakbeenverbinding

Slide 19 - Quizvraag

Wat voor gewricht zit er tussen spaakbeen en ellepijp?
A
Kogelgewricht
B
Rolgewricht
C
Scharniergewricht
D
Geen van allen

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de functie van gewrichtsbanden?
A
soepel bewegen van het gewricht
B
houdt de 2 botten bij elkaar
C
zorgt voor extra stevigheid van het gewricht

Slide 21 - Quizvraag

Wat voor gewricht is dit?
A
Scharniergewricht
B
Kogelgewricht
C
Rolgewricht

Slide 22 - Quizvraag