H3 B1TH Herhaling

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?
  1. Maken Diagnostische Toets




Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen H3.2
  1. Je kunt uitleggen waardoor luchtdruk veroorzaakt wordt.
  2. Je kunt de proef met de Maagdenburgse halve bollen uitleggen met de begrippen luchtdruk en tegendruk.
  3. Je kunt uitleggen hoe een barometer werkt.
  4. Je weet wat de eenheid van druk is en in welke eenheid de luchtdruk opgegeven wordt in het weerbericht.
  5. Je kunt het verband tussen luchtdruk en hoogte uitleggen.
  6. Je kunt uitleggen hoe hoge- en lagedrukgebieden het weer bepalen. (PLUS)
  7. Je kunt uitleggen waarvoor de beaufortschaal gebruikt wordt. (PLUS)

Slide 3 - Tekstslide

H3.2 Luchtdruk
  • De lucht boven de aarde heeft een behoorlijk gewicht. Daarom oefent lucht druk uit op ieder voorwerp op aarde. De luchtdruk of atmosferische druk:

  1. druk je uit in Pascal (Pa);                                                                       In het weerbericht wordt de luchtdruk opgegeven in hectopascal (hPa) of millibar (mbar). 1 hPa = 1 mbar; 1 hPa = 100 Pa;
  2. meet je met een barometer. Dat is een doosje met een dunne bovenkant die, met de luchtdruk mee, op en neer beweegt;
  3. neemt af met de hoogte. Op grote hoogte is de luchtdruk lager dan aan het aardoppervlak.

Slide 4 - Tekstslide

Hoe komt het dat de luchtdruk je borstkas niet in elkaar drukt?

Slide 5 - Open vraag

Leerdoelen H3.3
  1. Je kunt beschrijven wat gasdruk is en waardoor het wordt veroorzaakt.
  2. Je kunt uitleggen hoe je gasdruk kunt meten.
  3. Je kunt uitleggen wat overdruk betekent aan de hand van twee voorbeelden.
  4. Je kent het verband tussen druk en volume van een gas.
  5. Je kunt rekenen met de formule van Boyle.
  6. Je kunt de werking van een ademautomaat uitleggen. (PLUS)

Slide 6 - Tekstslide

  • Gassen kun je samenpersen. Als je gassen samenperst, neemt de gasdruk toe. De gasdruk is de druk die een gas op de wanden van een afgesloten ruimte uitoefent.

  • De gasdruk in een afgesloten ruimte meet je met een manometer. Een manometer meet de overdruk. Dat is het aantal bar dat de gemeten luchtdruk hoger is dan de luchtdruk (1 bar).

  • Als een manometer bijvoorbeeld een overdruk van 4 bar meet, is de ‘echte’ gasdruk 5 bar.

  • Voor het samenpersen geldt de wet van Boyle:             Als je het volume n× zo klein maakt, wordt de druk n× zo groot.

  • Bijvoorbeeld: als je het volume drie keer zo klein maakt, wordt de druk drie keer zo groot.
H3.3 Lucht Samenpersen

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de wet van Boyle?

Slide 8 - Open vraag

Leerdoelen H3.4
  1. Je kunt uitleggen waarom wind een afkoelend effect heeft.
  2. Je kunt uitleggen hoe je gebruikmaakt van convectiestroming om warmte door een ruimte te verspreiden.
  3. Je kunt uitleggen waarom lucht een goede warmte-isolator is.
  4. Je weet waarom isolatiematerialen grotendeels uit lucht bestaan en waarom hun dichtheid laag is.
  5. Je kunt uitleggen waarom sporters na de finish meteen iets warms aantrekken. (PLUS)

Slide 9 - Tekstslide

H3.4 Isoleren
  • Stilstaande lucht werkt isolerend: lucht geleidt warmte slecht. Stilstaande lucht is dus een goede warmte-isolator. De vulling in je jas bevat veel lucht. Daardoor isoleert je jas goed: je lichaam verliest weinig warmte.

  • Isolatiematerialen in huis, zoals piepschuim en steenwol, bestaan grotendeels uit lucht. Bewegende lucht kan veel warmte vervoeren. Als het hard waait, koelt je lichaam snel af.

  • Warme lucht zet uit, wordt lichter en stijgt daardoor op. Dit is een voorbeeld van een convectiestroming: een stroming die wordt veroorzaakt door plaatselijke temperatuurverschillen.

  • Convectiestroming zorgt bijvoorbeeld voor de verspreiding van warmte door je huiskamer.

Slide 10 - Tekstslide

Het laagje lucht aan je huid werkt isolerend.
Leg uit hoe.

Slide 11 - Open vraag

Leg uit wat convectiestroming is.

Slide 12 - Open vraag

Aan de slag!
Lees: H3.4 + PLUS
Maak: opdracht 1 t/m 10
Oefen: met de flitskaarten

Slide 13 - Tekstslide