Les 7 Ergonomisch werken

Marjolein Bosman Docent G&W ROC Mondriaan
Hulp bij mobiliteitsproblemen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
vaardighedenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Marjolein Bosman Docent G&W ROC Mondriaan
Hulp bij mobiliteitsproblemen

Slide 1 - Tekstslide

Doel van de les..
- Je weet wat ergonomisch werken is
- Weet je het verschil tussen fysieke belasting en
  belastbaarheid
- Weet je wat mobiliteitsklassen zijn
- Ken je hulpmiddelen om overbelasting te voorkomen

Slide 2 - Tekstslide

Waar denk jij aan bij ergonomisch werken?

Slide 3 - Woordweb

Ergonomisch werken

Ergonomisch werken wil zeggen dat je zorgt dat je geen lichamelijke en geestelijke klachten oploopt door je werk.
  • Lichaamshouding
  • Hulpmiddelen --> tillift, glijzijl, draaischijf 
  • Materialen in hoogte verstelbaar --> bureaustoel

Slide 4 - Tekstslide

Ergonomisch werken

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van ergonomisch werken?
A
B
C
D

Slide 6 - Quizvraag

Belasting en belastbaarheid
Belasting: mate waarin je belast wordt tijden inspanning. Hierbij kun je denken aan: duwen, trekken, tillen, dragen

Belastbaarheid: dit is wat je lichaam aan kan. Dit hangt af van je conditie

Slide 7 - Tekstslide

Mobiliteit

Slide 8 - Tekstslide

Wat is volgens jou mobiliteit?

Slide 9 - Woordweb

Mobiliteit
Mobiliteit zegt iets over de bewegelijkheid van iemand. Dus hoe kan iemand lopen, zitten of bewegen.

De beperkingen van je cliënt hebben 
invloed op de lichamelijke belasting 
van jou als zorgverlener.

Slide 10 - Tekstslide

Mobiliteitsklasse
In totaal zijn er 5 mobiliteitsklassen (A, B, C, D en E). Van cliënten die alles zelf kan uitvoeren zonder risico op fysieke overbelasting (A) tot cliënten die zeer veel hulp nodig hebben (E).

Slide 11 - Tekstslide

Mobiliteitsklasse A,B en C
A = vrijwel zelfstandig in mobiliteit
B= Vrij zelfstandig maar hulp bij transfers en ADL; geven van aanwijzingen of richting bij opstaan. Kleine hulpmiddelen als papegaai of draaischijf

C= Kunnen niet zelfstandig opstaan, meestal rolstoel gebonden, enige rompbalans, steunen op 1 been

Slide 12 - Tekstslide

Mobiliteitsklasse D en E
D= vrij passief in mobiliteit, onvoldoende rompbalans, geen steun op 1 of beide benen. 


E= vrijwel volledig passief, bijna volledig bedlegerig, neiging tot stijfheid en contracturen

Slide 13 - Tekstslide

  • Een cliënt die niet of maar beperkt kan bewegen, heeft een mobiliteitsprobleem.
  • Als verpleegkundige help je cliënten bijvoorbeeld in of uit het bed of een rolstoel.
  • Als je een cliënt verplaatst, heet dat transfer.

Slide 14 - Tekstslide

Tillen
Om klachten te voorkomen zijn er richtlijnen en normen opgesteld;

  • Als je met twee handen kan werken, mag je per hand maximaal 15 kilo duwen of trekken.
  • Niet meer dan 15 kilo in een gunstige houding en niet meer dan 5 kilo in ene ongunstige houding.
  • Om je rug niet te veel te belasten mag je maximaal 23 kilo tillen.

Slide 15 - Tekstslide

Glijzeil




  • Gebruik je bij verplaatsing op het bed
  • Glijzeil is makkelijk onder een cliënt weg te halen, zonder dat de cliënt van houding hoeft te veranderen.

Slide 16 - Tekstslide

Draaischijf



  • Je gebruikt de draaischijf buiten het bed
    .
  • Bij het gebruik van de draaischijf hoeft de cliënt geen draaiende beweging te maken.
  • Je hoeft niet te tillen trekken en duwen.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Tilliften

Slide 19 - Tekstslide

Passieve tillift
Actieve tillift

Slide 20 - Tekstslide

Passieve tillift
  • De cliënt neemt bij een passieve tillift niet actief deel aan de transfer.
  • De cliënt wordt geheel ondersteund door een 'hangmat'.

Slide 21 - Tekstslide

Actieve tillift
Een actieve tillift gebruik je alleen als  de cliënt met hulp kan staan.

De cliënt kan met deze lift van zit tot staan gebracht worden en omgekeerd.

Slide 22 - Tekstslide

Actieve tillift
Om een cliënt met een actieve tillift te kunnen tillen moet de cliënt;
  • op minimaal één been kunnen staan;
  • een redelijke goede rompbalans hebben;
  • zich goed kunnen vasthouden;
  • de situatie begrijpen.

Slide 23 - Tekstslide

Bij een transfer verplaats je een cliënt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Een passieve tillift moet de cliënt nog zelf kunnen staan.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quizvraag

Oefenen in de praktijk!

Slide 26 - Tekstslide

Opdracht
- Rolstoel rijden
- Looprek
- Krukken

Slide 27 - Tekstslide