Grammar 12: trappen van vergelijking

Grammar 12: trappen van vergelijking
Trappen van vergelijking. 
Je vergelijkt mensen, dieren en dingen met elkaar. 

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsSecundair onderwijs

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammar 12: trappen van vergelijking
Trappen van vergelijking. 
Je vergelijkt mensen, dieren en dingen met elkaar. 

Slide 1 - Tekstslide

Vergelijkingen maken
Je kunt met de trappen van vergelijking mensen, dieren en dingen met elkaar vergelijken.

Peter is 13 jaar oud en Joost is 14 jaar oud.
Joost is ouder dan Peter. 
Joost is de oudste jongen in onze klas.

Slide 2 - Tekstslide

Vergrotende trap
Met de vergrotende trap vergelijk je twee of meer dingen met elkaar.

He is taller than his father. > He is langer dan zijn vader.
Het woordje 'than' staat vaak in deze vergelijkingen.

Slide 3 - Tekstslide

Vergrotende en overtreffende trap
Met de overtreffende trap zeg je dat iets niets meer kan overtreffen. Het is het beste, slechtste of mooiste wat er bestaat.

He is the smartest child in this class. >Hij is het slimste kind in deze klas.
Je herkent een zin in de overtreffende trap aan het woord 'the'.

Slide 4 - Tekstslide

Tall = lang
Tall verandert in taller in de vorige zin.

Smart = slim
Smart verandert in smartest in de vorige zin.

Slide 5 - Tekstslide

Lettergrepen
Uit hoeveel lettergrepen bestaat het bijvoeglijk naamwoord dat je moet gebruiken?

Je kunt bijvoorbeeld klappen in je handen om zo het aantal lettergrepen te vinden van het woord beautiful.
beau - ti - ful  > 3 lettergrepen.

Slide 6 - Tekstslide

1 of 2 lettergrepen
Small, old, strong, cold, fast hebben allemaal één lettergreep.

Bij de vergrotende trap voeg je +er toe aan het woord.
He is smaller than me.  > He is kleiner dan ik.
She is stronger than you. > Zij is sterker dan jou.

Slide 7 - Tekstslide

1 of 2 lettergrepen
Bij de overtreffende trap voeg je +est toe aan het woord.

He is the smallest child in our class. > Hij is het kleinste kind in onze klas.
She is the strongest child in our class. > Zij is het sterkste kind in onze klas. 

Slide 8 - Tekstslide

Verandering spelling!
Let op!
Eindigt het woord al op een -e, dan hoef je alleen maar +r of +st toe te voegen.

large - larger - largest. 

Slide 9 - Tekstslide

Verandering spelling

Slide 10 - Tekstslide

Verandering spelling
Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op een medeklinker + y?
Dan verandert de 'y' in een 'i'.
Daarna + est  / + iest. 

Happy > happier > happiest.

Slide 11 - Tekstslide

Drie of meer lettergrepen
Bestaat het bijvoeglijk naamwoord uit drie of meer lettergrepen? 

Dan zet je more of most voor het bijvoeglijk naamwoord. Het bijvoeglijk naamwoord verander je niet.
More awful - most awful.
More beautiful - most beautiful.

Slide 12 - Tekstslide

Drie lettergrepen

This shirt is more beautiful than that one.

This cat is the most beautiful cat in the world.

Slide 13 - Tekstslide

Twee lettergrepen
Een aantal woorden met twee lettergrepen krijgen ook +er / +est. Het gaat om woorden die eindigen op: le, er, ow, y.
Voorbeelden:
Simple (-le) > simpler - simplest
clever (-er) - cleverer - cleverest
narrow (-ow) - narrower - narrowest
pretty (-y) - prettier - prettiest

Slide 14 - Tekstslide

Twee lettergrepen
Bijvoeglijke naamwoorden die niet op -le, er, ow en y eindigen, krijgen + more / + most voor het woord.

cheerful (= vrolijk) > more cheerful > most cheerful.
famous (=beroemd) > more famous > most famous.

Slide 15 - Tekstslide

Geef de vergrotende trap van big.

Slide 16 - Open vraag

Geef de overtreffende trap van pretty.

Slide 17 - Open vraag

Sanne is ____(wise) than Jari.

Slide 18 - Open vraag

Jane is ....(smart) than me.

Slide 19 - Open vraag

Uitzonderingen
Deze bijvoeglijke naamwoorden veranderen onregelmatig. Leer deze uit je hoofd:

good - better - best
bad - worse - worst

Slide 20 - Tekstslide

Voorbeelden
The pink cake is better than the green one.
This is the best cake ever!

My drawing is worse than yours.
My drawing is the worst.

Slide 21 - Tekstslide

Ronald is ____(good) at English than me.

Slide 22 - Open vraag

I am the ____(bad) driver in the world.

Slide 23 - Open vraag

Oefenen
Exercises 26 en 27 horen bij dit grammatica ondewerp.

Slide 24 - Tekstslide

HERHALING:
Nikki is as … as Jeroen
A
cooler
B
cool
C
funnier
D
coolest

Slide 25 - Quizvraag

HERHALING:
Kayleigh is … than Senne
A
more studious
B
happy
C
sweet
D
louder

Slide 26 - Quizvraag

HERHALING:
Ronald is the … teacher of them all.
A
weirder
B
most handsome
C
best
D
greatest

Slide 27 - Quizvraag

Ik kan de vergrotende en overtreffende trap vormen in het Engels.
A
Ja
B
Nog niet.
C
Ik moet nog even oefenen.

Slide 28 - Quizvraag