Lezen H6 les 1

Functiewoorden



- Uitleg functiewoorden (h6)
- Even testen..
- M. opdracht 3, blz. 227 - 229


1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Functiewoorden



- Uitleg functiewoorden (h6)
- Even testen..
- M. opdracht 3, blz. 227 - 229


Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Verhaaltje dat de schrijver vertelt als illustratie bij het onderwerp van de tekst.
A
argument
B
constatering
C
conclusie
D
anekdote

Slide 4 - Quizvraag

Een goede raad
A
argument
B
afweging
C
aanbeveling
D
verklaring

Slide 5 - Quizvraag

De schrijver legt uit waarom iets is zoals het is.
A
argument
B
verklaring
C
conclusie
D
voorwaarde

Slide 6 - Quizvraag

Dat wat de schrijver tot het schrijven van de tekst aanzette.
A
anekdote
B
tegenwerping
C
conclusie
D
aanleiding

Slide 7 - Quizvraag

Vaststelling van een feit of verschijnsel
A
voorwaarde
B
relativering
C
constatering
D
conclusie

Slide 8 - Quizvraag

Nadenken over wat het beste is
A
afweging
B
relativering
C
constatering
D
conclusie

Slide 9 - Quizvraag

vraag 1
Wat is de functie van alinea 1?
Kies uit: argumenten, bewijs, constatering, gevolg, oorzaken, oplossing, tegenwerping, toelichting, uitleg of voorbeeld.

Slide 10 - Tekstslide

vraag 2
Wat is de functie van alinea 2?
Kies uit: argumenten, bewijs, constatering, gevolg, oorzaken, oplossing, tegenwerping, toelichting, uitleg of voorbeeld.

Slide 11 - Tekstslide

vr. 3
Wat is de functie van alinea 3&4?
Kies uit: argumenten, bewijs, constatering, gevolg, oorzaken, oplossing, tegenwerping, toelichting, uitleg of voorbeeld.

Slide 12 - Tekstslide

vraag 1
Wat is de functie van alinea 1?

Hier wordt een voorbeeld gegeven.

Slide 13 - Tekstslide

vr. 2
Wat is de functie van alinea 2?

De auteur doet een constatering.
"...kan geen baantje vinden."

Slide 14 - Tekstslide

vr. 3
Wat is de functie van alinea 3&4

De auteur somt hier oorzaken op.

Alinea 3: "Dat komt doordat..."
Alinea 4: "...is ook een oorzaak."

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Vandaag
Nakijken opdracht 3 in deze LessonUp (Max. 5 min).

Vrijwilligerswerk

Opdracht 4, blz. 234

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 3
  1. Je referentiekader is het geheel van ideeën/denkbeelden/voorbeelden vanwaaruit je denkt en doet. Hoe meer je leert en hoe meer verschillende ervaringen je opdoet in je leven, hoe breder je referentiekader wordt. Een baantje is ook iets waarbij je leert en ervaring opdoet, dus daardoor verbreed je ook je referentiekader.
8 A argumenten
9 bij alinea 1 – In alinea staat een voorbeeld en in alinea 9 ook.
10
a Afgestudeerde studenten houden noodgedwongen hun bijbaan.
b Jongere scholieren kunnen geen bijbaantje vinden.
c Jongere scholieren doen geen werkervaring op.
d Er ontstaat een probleem.
11 Ze moeten actief blijven op de arbeidsmarkt.
  1. informeren
  • B Steeds meer scholieren kunnen geen vakantiebaantje vinden.
  • 14 Nee, want er komt nog iets nieuws aan de orde in deze alinea en dat is niet gebruikelijk in een slotalinea.

    Slide 19 - Tekstslide

    Vraag
    Wat is vrijwilligerswerk?
    Doe jij aan vrijwilligerswerk?
    Waarom doe jij aan vrijwillgerswerk?

    Slide 20 - Tekstslide


    Tekst 7 (blz. 230)

    Slide 21 - Tekstslide


    Tekst 4 (blz. 234)
    Bespreek in twee-/drietallen je antwoord op de vragen.
    - Verschillende antwoorden --> bespreek welk antwoord het beste is
    - We bespreken de antwoorden (na 5 min.)

    Slide 22 - Tekstslide


    Opdracht 4 (blz. 230)
    3.

    Slide 23 - Tekstslide