Les 7 grammatica en spelling- Cursus 7 P3 - leestekens

Ceren
Benjamin
Jaily
Jayden
Benno
Mauro
Maurizia
Djayden
Bleona
Deniël
Jamiro
Rocheena
Tijmen
DOCENT ACHTER

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Ceren
Benjamin
Jaily
Jayden
Benno
Mauro
Maurizia
Djayden
Bleona
Deniël
Jamiro
Rocheena
Tijmen
DOCENT ACHTER

Slide 1 - Tekstslide

Welkom
Op tafel: Laptop (dicht)
leesboek

Geen: kauwgom, eten, drinken
jas en telefoon in de klas. 
timer
3:00

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag:
- stil lezen
- praten over je boek
- uitleg
- zelfstandig werken
-evalueren

Slide 3 - Tekstslide

stil lezen
timer
8:00

Slide 4 - Tekstslide

Praten over je boek

Slide 5 - Tekstslide

Lesdoel

Aan het eind van de les kan ik komma's op de juiste manier gebruiken. 

Slide 6 - Tekstslide

Terugblik
Tijdens de vorige les hebben jullie uitleg gehad over het gebruik van hoofdletters. 
Wanneer gebruik je nu een hoofdletter. 
Open je laptop en log in in deze LessonUp. 

Slide 7 - Tekstslide

Waar is de hoofdletter goed gebruikt?
A
Stan heeft gelogen. hij heeft het spel wel gepakt.
B
Met Kerstmis zijn we allemaal vrolijk.
C
Tijdens de Paasvakantie heb ik veel gefietst.
D
sommige mensen houden van boogschieten.

Slide 8 - Quizvraag

Bij de volgende vraag neem je de zin over en zet je hoofdletters waar hoofdletters moeten staan. 

Slide 9 - Tekstslide

vandaag zijn we samen naar duitsland geweest en woensdag gaan we met trein naar belgië. we gaan naar walibi.

Slide 10 - Open vraag

Met hoofdletter
Zonder hoofdletter
fantasialand
januari
voetbal
midden-oosten
noordoosten
noordoost - brabant
woensdag
albert-heijn

Slide 11 - Sleepvraag

Instructie
Je moet leestekens gebruiken om een tekst beter leesbaar te maken. Voorbeelden van leestekens zijn: 
punten, vraagtekens, uitroeptekens en komma’s. 
De regels voor punten, vraagtekens en uitroeptekens heb je in leerjaar 1 al geleerd. 
In deze paragraaf leer je wanneer je komma’s moet gebruiken.

Slide 12 - Tekstslide

Instructie
Zo gebruik je komma’s:
  • in een zin met twee persoonsvormen naast elkaar
'Toen de bel ging, blafte de hond hard.'
  • tussen de delen van een opsomming
'Ik kocht nieuwe schoenen, een pet, een trui en drie paar sokken.'
  • voor voegwoorden, zoals: maar, nadat, omdat, terwijl, want en zodat
'Ik wil graag naar Noorwegen op vakantie, omdat daar fjorden zijn.'

Slide 13 - Tekstslide

Toepassing
Achter welk woord in de volgende zin, moet de komma staan?

"Toen we op de site voor de bestelling betaald hadden kregen we een foutmelding."

  • hadden - want hadden en kregen zijn twee persoonsvormen

Slide 14 - Tekstslide

Toepassing
Achter welk woord in de volgende zin, moet de komma staan?

"Sara had zich afgemeld voor de training omdat ze zich ziek voelde."

  • training - want de komma komt voor het voegwoord 'omdat'.

Slide 15 - Tekstslide

Toepassing
Jullie gaan naar Nieuw Nederlands - cursus 7 spelling.
Je maakt de opdrachten van paragraaf 3 - leestekens komma - helemaal af. 

Slide 16 - Tekstslide

Evaluatie en huiswerk
Wat was het lesdoel van deze les?
Aan het eind van de les kan ik komma's op de juiste manier gebruiken. 
                                                                                                                                                                          Huiswerk: Opdrachten van paragraaf 3 maak je helemaal af. 

Slide 17 - Tekstslide

Stoelen op tafel graag! Dank!

Slide 18 - Tekstslide

Stoelen op tafel graag! Dank!

Slide 19 - Tekstslide