Je moet
leestekens gebruiken om een tekst beter leesbaar te maken. Voorbeelden van leestekens zijn:
punten, vraagtekens, uitroeptekens en komma’s.
De regels voor punten, vraagtekens en uitroeptekens heb je in leerjaar 1 al geleerd.
In deze paragraaf leer je wanneer je komma’s moet gebruiken.