Beginners 3 les 2

Beginners 3 les 2
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
NISK

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Beginners 3 les 2

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
1. Verstaan/begrijpen - Betekenen/bedoelen
2. 10.5 imperfectum
3. 10.6 imperfectum modale werkwoorden
4. 10.7 Perfectum en imperfectum
5. 10.9 uitspraak

Slide 2 - Tekstslide

Betekenen vs bedoelen
Betekenen (betekenis) = meaning of a word/sentence/symbol
Wat betekent het woord 'gezellig'?
Een rood verkeerslicht betekent dat je moet stoppen.

Bedoelen (bedoeling) = to represent a goal/an intention
Ik heb geen idee wat hij bedoelt.
Wat is de bedoeling van de vergadering.
Je zegt veel. Wat bedoel je?

Slide 3 - Tekstslide

Betekenen vs bedoelen
Betekenen (betekenis) = meaning of a word/sentence/symbol
Wat betekent het woord 'gezellig'?
Een rood verkeerslicht betekent dat je moet stoppen.

Bedoelen (bedoeling) = to represent a goal/an intention
Ik heb geen idee wat hij bedoelt.
Wat is de bedoeling van de vergadering.
Je zegt veel. Wat bedoel je?

Slide 4 - Tekstslide

Betekenen vs bedoelen
Betekenen (betekenis) = meaning of a word/sentence/symbol
Wat betekent het woord 'gezellig'?
Een rood verkeerslicht betekent dat je moet stoppen.

Bedoelen (bedoeling) = to represent a goal/an intention
Ik heb geen idee wat hij bedoelt.
Wat is de bedoeling van de vergadering.
Je zegt veel. Wat bedoel je?

Slide 5 - Tekstslide

Betekenen vs bedoelen
Betekenen (betekenis) = meaning of a word/sentence/symbol
Wat betekent het woord 'gezellig'?
Een rood verkeerslicht betekent dat je moet stoppen.

Bedoelen (bedoeling) = to represent a goal/an intention
Ik heb geen idee wat hij bedoelt.
Wat is de bedoeling van de vergadering.
Je zegt veel. Wat bedoel je?

Slide 6 - Tekstslide

Betekenen vs bedoelen
Betekenen (betekenis) = meaning of a word/sentence/symbol
Wat betekent het woord 'gezellig'?
Een rood verkeerslicht betekent dat je moet stoppen.

Bedoelen (bedoeling) = to represent a goal/an intention
Ik heb geen idee wat hij bedoelt.
Wat is de bedoeling van de vergadering.
Je zegt veel. Wat bedoel je?

Slide 7 - Tekstslide

Betekenen vs bedoelen
Betekenen (betekenis) = meaning of a word/sentence/symbol
Wat betekent het woord 'gezellig'?
Een rood verkeerslicht betekent dat je moet stoppen.

Bedoelen (bedoeling) = to represent a goal/an intention
Ik heb geen idee wat hij bedoelt.
Wat is de bedoeling van de vergadering.
Je zegt veel. Wat bedoel je?

Slide 8 - Tekstslide

Betekenen vs bedoelen
Betekenen (betekenis) = meaning of a word/sentence/symbol
Wat betekent het woord 'gezellig'?
Een rood verkeerslicht betekent dat je moet stoppen.

Bedoelen (bedoeling) = to represent a goal/an intention
Ik heb geen idee wat hij bedoelt.
Wat is de bedoeling van de vergadering.
Je zegt veel. Wat bedoel je?

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Huiswerk en rollenspel
Opdracht 4 en opdracht 5

Slide 11 - Tekstslide

Herhalen Soft-ketchup en perfectum

Slide 12 - Tekstslide

Grammatica Soft-ketchup
1. kijk naar de consonanten in soft-ketchup +x
2. kijk naar de stam van het woord
3. is de laatste letter van de stam een consonant? --> ge + stam + t
4. Is de laatste letter van de stam een andere consonant of vocaal? --> ge + stam + d

Slide 13 - Tekstslide

Werkwoord 'dansen'
1. Kijk naar de consonanten in soft-ketchup +x
2. Kijk naar de stam van het woord (stam = dans)
3. Is de laatste letter van de stam een consonant? --> ge + stam + t (dans --> gedanst)
4. Is de laatste letter van de stam een andere consonant of vocaal? --> ge + stam + d

Slide 14 - Tekstslide

Werkwoord 'wonen'
1. Kijk naar de consonanten in soft-ketchup +x
2. Kijk naar de stam van het woord (stam = woon)
3. Is de laatste letter van de stam een consonant? --> ge + stam + t 
4. Is de laatste letter van de stam een andere consonant of vocaal? --> ge + stam + d (woon --> gewoond)

Slide 15 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden (regular verbs)
Quiz!

Slide 16 - Tekstslide

Hij heeft gisteren de hele dag ... (schrobben)

Slide 17 - Open vraag

De hond heeft gedurende de rit ... (blaffen)

Slide 18 - Open vraag

Vandaag heb ik de tuin ... (vegen)

Slide 19 - Open vraag

Wanneer heb jij ... (mailen)

Slide 20 - Open vraag

Hij heeft helemaal naar Peru ... (reizen)

Slide 21 - Open vraag

We hebben twee jaar in Eindhoven ... (leven)

Slide 22 - Open vraag

Heeft hij wel ... ? (douchen)

Slide 23 - Open vraag

Hij heeft de hond ... (aaien)

Slide 24 - Open vraag

Hij heeft gisteren de hele dag ... (lachen)

Slide 25 - Open vraag

Onregelmatige werkwoorden (irregular verbs)
Quiz!

Slide 26 - Tekstslide

Ik heb zondag 3 boeken ... (lezen)

Slide 27 - Open vraag

Ik heb de hele dag in een Ferrari ... (rijden)

Slide 28 - Open vraag

We zijn twee jaar in Eindhoven ... (blijven)

Slide 29 - Open vraag

Wanneer heb jij ... ? (zitten)

Slide 30 - Open vraag

Hij heeft bij Mila ... (slapen)

Slide 31 - Open vraag

Zij heeft in de Maas ... (zwemmen)

Slide 32 - Open vraag

Taylor Swift heeft gisteren mooi ... (zingen)

Slide 33 - Open vraag

Dus..
Tegenwoordige tijd = Ik woon nu in Nederland
Perfectum = Ik heb in Nederland gewoond

Imperfectum = Ik woonde in Nederland

Slide 34 - Tekstslide

Imperfectum
Het regende gisteren en het was een beetje glad

Ik fietste weg van onze praktijk, wilde rechts afslaan en gleed weg.

Ik mankeerde zelf niets, maar mijn fiets wel. 

Slide 35 - Tekstslide

Imperfectum regelmatige werkwoorden
1. Kijk naar de consonanten in soft-ketchup +x
2. Kijk naar de stam van het woord
3. Is de laatste letter van de stam een consonant? --> ge + stam + te(n)
4. Is de laatste letter van de stam een andere consonant of vocaal? --> ge + stam + de(n)

Slide 36 - Tekstslide

Werkwoord fietsen
1. kijk naar de consonanten in soft-ketchup +x
2. kijk naar de stam van het woord (fiets)
3. is de laatste letter van de stam een consonant? --> ge + stam + te(n) (fiets --> fietste(n))
4. Is de laatste letter van de stam een andere consonant of vocaal? --> ge + stam + d

Slide 37 - Tekstslide

Werkwoord mankeren
1. kijk naar de consonanten in soft-ketchup +x
2. kijk naar de stam van het woord (mankeer)
3. is de laatste letter van de stam een consonant? --> ge + stam + te(n) 
4. Is de laatste letter van de stam een andere consonant of vocaal? --> ge + stam + d (mankeer--> mankeerde(n))

Slide 38 - Tekstslide

Maak zinnen in het imperfectum
Gebruik de onderstaande woorden:
- verhuizen
- praten
- werken
- reizen
- maken

Slide 39 - Tekstslide

Imperfectum Onregelmatige werkwoorden
Bijlage 3 in het boek.

Uit je hoofd leren!

Slide 40 - Tekstslide

Maak zinnen in het imperfectum
Gebruik de onderstaande woorden:
- lezen
- lopen
- zijn 
- gaan
- brengen

Slide 41 - Tekstslide

Schrijfopdracht
Wat heb jij afgelopen weekend gedaan? (gebruik perfectum)

Slide 42 - Tekstslide

Opdracht 7 + 8 grammatica
Maken

Slide 43 - Tekstslide

Maken opdracht 9 + 10

Slide 44 - Tekstslide

10.9 Uitspraak ui-ij/ei-eu
Opdracht 14

Slide 45 - Tekstslide

Opdracht 13 tekst samen maken
+ opdr. 14

Slide 46 - Tekstslide

Zelfstandige opdracht
Gatentekst maken (uitdelen)


Tekst bespreken

Slide 47 - Tekstslide