2f breuken

14/15 - 11/15 =
A
1/5
B
2/15
C
2/5
D
3/15
1 / 16
volgende
Slide 1: Quizvraag
Middelbare school

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

14/15 - 11/15 =
A
1/5
B
2/15
C
2/5
D
3/15

Slide 1 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Breuken optellen en aftrekken
  • De breuken 2/7 en 3/7 hebben dezelfde noemer. Je kunt ze daarom optellen en aftrekken 
  • Heeft een breuk niet dezelfde noemer moet je deze eerst gelijk maken --> zie voorbeeld

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1/5 x 75 =

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


A
A = 10 km, B = 20 km, C = 40 km
B
A = 20 km, B = 40 km, C = 60 km
C
A = 10 km, B = 20 km, C = 30 km
D
A = 20 km, B = 35 km, C = 50 km.

Slide 4 - Quizvraag

Dit is een verhouding tussen tijd en afstand.
Alles wat je met de bovenste rij doet, doe je ook met de onderste rij. Een half uur is 2 keer zo lang als een kwartier. Een uur is 2 keer zo lang als een half uur. En anderhalf uur is 3 keer zo lang als een half uur.
Reken uit met een verhoudingstabel:

1 kilo appels kost € 1,70. Hoeveel kost 2,5 kilo?
A
€ 4,25
B
€ 4,10
C
€ 5,67
D
Ik moet nog veel oefenen dit weekend.

Slide 5 - Quizvraag

Je kan het getal direct vermenigvuldigen met 2,5. Je kan het ook eerst vermenigvuldigen met 2, dan apart vermenigvuldigen met 0,5 (delen door 2), en deze antwoorden bij elkaar optellen.

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Rekenen
Werk verder in hoofdstuk 6 en maak de reken opgaven van domein 2 verhoudingen in Teams.  Stuur de antwoorden uiterlijk zondag 5 april.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3/5 + 3/4 =

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Reken uit met een verhoudingstabel:
Een oude auto gebruikt
60 liter diesel om 600 kilometer af te leggen.
Hoeveel kilometer rijdt deze auto met 1 liter diesel?
A
10
B
360
C
540
D
660

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2/8 x 160 = 160: 8 = 20 x 2 = 40

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Verhoudingen
Verhoudingen geven aan hoe twee (of meer) grootheden zich tot elkaar verhouden. Je komt ze veel tegen, bijvoorbeeld bij het koken.

Voorbeeld
Voor 4 personen heb je 300 gram noedels nodig.
Dit is een verhouding tussen het aantal personen en het aantal gram noedels. Met deze verhouding kan je uitrekenen hoeveel noedels je nodig hebt voor verschillende aantallen personen.
                                                                

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2/5 x 40 =
A
16
B
40
C
100
D
320

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1/7 x 21 =
A
7
B
3
C
2
D
4

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bijvoorbeeld
Je kookt voor 6 personen, hoeveel gram noedels heb je nodig?


Eerst reken je het aantal personen om naar 1, vervolgens naar 6.

Slide 14 - Tekstslide

Je kan ook het aantal personen omrekenen naar 2, dan vermenigvuldig je daarna met 3 in plaats van 6.

Je kan ook in een keer vermenigvuldigen met 1,5.
Wat zijn de ontbrekende antwoorden?
A
55,2 - 50% - 25%
B
44,8 - 50% - 5%
C
44,8 - 50% - 20%
D
Oeps, te ingewikkeld voor mij. Oefenen !!!

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2/9 + 6/9 =
A
8/9
B
6/9
C
2/9
D
9/9

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies