In deze les zitten 34 slides, met tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Slide 1 - Tekstslide
Gisteren ging de les over?
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
Je leert het voltooid deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord goed spellen.
Slide 3 - Tekstslide
2
3
4
Bijvoeglijk naamwoord
Zelfstandig naamwoord
Voltooid deelwoord
Woorden van vandaag:
1
Persoonsvorm
Slide 4 - Tekstslide
Persoonsvorm
Voltooid deelwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Pv= altijd een werkwoord.
Vind je door de zin in een andere tijd te zetten.
Zn = zijn dieren, dingen, mensen, namen
Bv= zegt iets over het zn
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Video
Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Voltooid deelwoord:
- Vorm van een werkwoord
- Begint vaak met ge-, be-, ver-, ont-
- Er staat dan altijd nog een ander werkwoord in de zin
vb.) Hij heeft veel cadeautjes gemaakt
Slide 7 - Tekstslide
Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Voltooid deelwoord:
- Vorm van een werkwoord
- Begint vaak met ge-, be-, ver-, ont-
- Er staat dan altijd nog een ander werkwoord in de zin
vb.) Hij heeft veel cadeautjes gemaakt
Bijvoeglijk naamwoord:
- Zegt iets over een zelfstandig naamwoord
- Geeft extra informatie
- Het staat vaak vóór een Zelfstandig naamwoord
vb.) De rode auto
De reusachtige villa
Slide 8 - Tekstslide
Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Slide 9 - Tekstslide
Wat is het verschil?
vergrote - vergrootte
bestede - besteedde
verbrede - verbreedde
Slide 10 - Tekstslide
Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Slide 11 - Tekstslide
Voorbeeldzinnen
We kunnen de vergrote foto in de winkel afhalen. = bv
De fotograaf vergrootte onze foto van de bruiloft.
Slide 12 - Tekstslide
Voorbeeldzin
1) Het bestede bedrag kun je declareren.
2) De docent besteedde veel aandacht aan de werkwoordspelling.
Slide 13 - Tekstslide
Bijvoeglijk naamwoord
Een woord dat iets zegt over een zelfstandig naamwoord.
zelfstandig naamwoord
Dat is een woord voor een mens, dier, plant, ding, gevoel of (eigen) naam.
Slide 14 - Tekstslide
De leuke meid.
bijvoeglijk naamwoord = leuke
Leuke zegt iets over meid
Slide 15 - Tekstslide
Dat tafeltje is klein.
bijvoeglijk naamwoord = klein
Klein zegt iets over het tafeltje
Slide 16 - Tekstslide
Voltooid deelwoord
In een zin staat altijd een persoonsvorm. Dit is een werkwoord. Naast de persoonsvorm kunnen er nog meer werkwoorden in een zin staan, bijvoorbeeld een voltooid deelwoord (vd).
Als er een voltooid deelwoord in de zin staat, is de persoonsvorm meestal een vorm van zijn, hebben of worden.
Slide 17 - Tekstslide
Voltooid deelwoord
VB: Het vliegtuig is op Schiphol geland.
pv= is
vd= geland
VB: Robin heeft geen straf gekregen.
pv=heeft
vd=gekregen
Slide 18 - Tekstslide
Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Een voltooid deelwoord kan ook als
bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt.
Het zegt dan iets over een zelfstandig naamwoord.
- Het gelande vliegtuig staat op Schiphol.
- De opgepoetste zonnebril ligt op tafel.
Slide 19 - Tekstslide
Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
ZO KORT MOGELIJK SCHRIJVEN ALS HET KAN
Slide 20 - Tekstslide
Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Soms moet je er een –e achter zetten.
Schrijf het zo kort en eenvoudig mogelijk.
De slapende kat
De gestruikelde leraar
Slide 21 - Tekstslide
Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Soms moet je –tt of –dd schrijven
De verzette afspraak
Slide 22 - Tekstslide
Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Voltooid deelwoorden die eindigen op –en blijven hetzelfde, de ‘n’ blijft staan.
Het geschreven verhaal
Het gebroken glas
Slide 23 - Tekstslide
Het getrouwde stel is aan het schommelen.
getrouwd > getrouwde
vd > bn
Slide 24 - Tekstslide
De verklede buurjongen swingt.
verkleed > verklede
vd > bn
Slide 25 - Tekstslide
betalen
De … rekening
Slide 26 - Tekstslide
betalen
De betaalde rekening
Slide 27 - Tekstslide
winnen
De … wedstrijd
Slide 28 - Tekstslide
winnen
De gewonnen wedstrijd
Slide 29 - Tekstslide
Regel
Een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord schrijf je zo kort mogelijk!
Slide 30 - Tekstslide
Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Hierbij is een verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden!
Zwakke werkwoorden:
- Veranderen niet in de v-tijd verbouwen - verbouwde
- Het huis is verbouwd.
- Het verbouwde huis
Laatste letter is een E
Sterke werkwoorden:
- Veranderen van klank in de v-tijd: slijpen - geslepen
- Het potlood is geslepen.
- Het geslepen potlood.
VD en BN zijn hetzelfde
Slide 31 - Tekstslide
Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Slide 32 - Tekstslide
Aan de slag!
Leerdoelen
1. Ik kan van een voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord maken.
Hoofdstuk 4: Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.