Trede 15 - Verleden tijd en voltooid deelwoord

 De verleden tijd en het voltooid deelwoord
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

 De verleden tijd en het voltooid deelwoord

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Verleden tijd herkennen en correct spellen.
  • Een tekst in de verleden tijd plaatsen.
  • En voltooid deelwoord herkennen en correct spellen. 

Slide 2 - Tekstslide

0

Slide 3 - Video

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?

Slide 4 - Tekstslide

Weet je nog wat een bijvoeglijk naamwoord is?


A
Dat is een woord voor een mens, dier, plant, ding, gevoel of (eigen) naam.
B
Dat is een een woord dat zegt wat iemand of iets doet of overkomt.
C
Dat is een woord dat een plaats, tijd, reden of oorzaak aangeeft.
D
Dat is een woord dat iets verteld over een zelfstandig naamwoord.

Slide 5 - Quizvraag



De leuke meid.
Wat is het bijvoeglijk naamwoord in:
A
De
B
leuke
C
meid

Slide 6 - Quizvraag



De aardige jongen.
Wat is het bijvoeglijk naamwoord in:
A
De
B
aardige
C
jongen

Slide 7 - Quizvraag



Het tafeltje is klein.
Wat is het bijvoeglijk naamwoord in:
A
Het
B
tafeltje
C
is
D
klein

Slide 8 - Quizvraag

De verleden tijd

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Sterke werkwoorden zijn dus een soort transformers! 

Slide 11 - Tekstslide

Sterke werkwoorden

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

VOLTOOID DEELWOORD

In veel zinnen komt een voltooid deelwoord voor:


- Het vliegtuig is op Schiphol geland

- Robin heeft geen straf gekregen.

- Ik heb mijn kamer opgeruimd.

- Sonja heeft haar zonnebril gepoetst.

- Mijn ouders zijn gisteren vertrokken.


Slide 17 - Tekstslide

VOLTOOID DEELWOORD

In een zin staat altijd een persoonsvorm. Dit is een werkwoord. Naast de persoonsvorm kunnen er nog meer werkwoorden in een zin staan, bijvoorbeeld een voltooid deelwoord (vd).


Als er een voltooid deelwoord in de zin staat, is de persoonsvorm meestal een vorm van zijn, hebben of worden.

Slide 18 - Tekstslide

VOLTOOID DEELWOORD
als bijvoeglijk naamwoord

Een voltooid deelwoord kan ook als 
bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt. 
Het zegt dan iets over een zelfstandig naamwoord.

- De opgeruimde kamer
- De opgepoetste zonnebril

Slide 19 - Tekstslide

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin:
Gino heeft een mop verteld.

Slide 20 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin:
Karin heeft de ijsjes betaald.

Slide 21 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin:
De patiënt is snel hersteld.

Slide 22 - Open vraag

Voltooid deelwoord kort samengevat

- Een voltooid deelwoord begint vaak met be-, ge-, ver- of ont-.


- Een voltooid deelwoord eindigt op: -d, -t of -en.


- Het voltooid deelwoord kan als bijvoeglijk naamwoord gebruikt worden.

Slide 23 - Tekstslide

Wat is de verleden tijd van
ik kan
A
ik kende
B
ik konde
C
ik kon
D
ik heb gekend

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de verleden tijd van
'Er zijn veel opdrachten'?
A
Er waren veel opdrachten.
B
Er was veel opdrachen.

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de verleden tijd van
ik heb
A
ik hebde
B
ik had

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de verleden tijd van: kunnen
A
kan
B
kon
C
kunde
D
konden

Slide 27 - Quizvraag

Verleden tijd:
Hij ... (zijn)
A
zijn
B
ben
C
is
D
was

Slide 28 - Quizvraag

Wat moet er op de puntjes staan?
Bezuinig... het kabinet op ontwikkelingshulp?
A
d
B
t
C
dt

Slide 29 - Quizvraag

Wat moet er op de puntjes staan?
Onze school heeft niet bezuinig... op laptops.
A
d
B
t
C
dt

Slide 30 - Quizvraag

Wat moet er op de puntjes staan?
De coach vermel... de deadlines op het scherm.
A
d
B
t
C
dt

Slide 31 - Quizvraag

Wat moet er op de puntjes staan?
Alle prijzen in de nachtwinkel worden in euro's vermel...
A
d
B
t
C
dt

Slide 32 - Quizvraag

Wat moet er op de puntjes staan?
Noah vertel... ons graag over zijn raketten.
A
d
B
t
C
dt

Slide 33 - Quizvraag

Wat moet er op de puntjes staan?
Stef bevestig... het schilderij met een spijker aan de muur.
A
d
B
t
C
dt

Slide 34 - Quizvraag



Het winkelcentrum is verbouwd.
Het _____ winkelcentrum.
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Slide 35 - Open vraag



De kleding is zelf ontworpen.
De zelf _____ kleding.
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Slide 36 - Open vraag



De foto is vergroot.
De _____ foto.
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Slide 37 - Open vraag



De vogel is opgezet.
De _____ vogel.
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Slide 38 - Open vraag



Wat is het meest _____ boek in de bibliotheek?
Kies de juiste vorm van het woord:
A
gezochte
B
gezochtte

Slide 39 - Quizvraag



Tims _____ ouders wonen vlak bij elkaar.
Kies de juiste vorm van het woord:
A
gescheidden
B
gescheiden

Slide 40 - Quizvraag



Jelle was tevreden over de _____ service bij de kapper.
Kies de juiste vorm van het woord:
A
gebode
B
geboden

Slide 41 - Quizvraag