1HV Unit 2 Grammar 2.3, 2.4, 2.5 to have

Maak een vraag of een ontkenning 
met have/has (got)
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Maak een vraag of een ontkenning 
met have/has (got)

Slide 1 - Tekstslide

Make a question
You have a pen.

Slide 2 - Open vraag

Make a question
They have a computer.

Slide 3 - Open vraag

Make a question
He has a sister.

Slide 4 - Open vraag

Make a question
Peter has a dog.

Slide 5 - Open vraag

Maak een ontkenning.
You have a pen.

Slide 6 - Open vraag

Maak een ontkenning.
They have a computer.

Slide 7 - Open vraag

Maak een ontkenning.
He has a sister.

Slide 8 - Open vraag

Maak een ontkenning.
Peter has a dog.

Slide 9 - Open vraag

Make a question
You have got a pen.

Slide 10 - Open vraag

Make a question
They have got a computer.

Slide 11 - Open vraag

Make a question
He has got a sister.

Slide 12 - Open vraag

Make a question
Peter has got a dog.

Slide 13 - Open vraag

Maak een ontkenning.
You have got a pen.

Slide 14 - Open vraag

Maak een ontkenning.
They have got a computer.

Slide 15 - Open vraag

Maak een ontkenning.
He has got a sister.

Slide 16 - Open vraag

Maak een ontkenning.
Peter has got a dog.

Slide 17 - Open vraag

Maak een kort 
ja/nee antwoord
use three words and a komma

Slide 18 - Tekstslide

Do you have a dog?
+

Slide 19 - Open vraag

Has he got a dog?
+

Slide 20 - Open vraag

Does she have a dog?
-

Slide 21 - Open vraag

Do they have a dog?
-

Slide 22 - Open vraag

Has he got a dog?
-

Slide 23 - Open vraag

Have you got a dog?
+

Slide 24 - Open vraag

Now, let's see
how well you did!

Slide 25 - Tekstslide