Becokenner van het jaar VWO5

Becokenner van het jaar VWO 6
Kersteditie
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Becokenner van het jaar VWO 6
Kersteditie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het verschil tussen een NV en een BV is
A
dat de eigenaar bij een nv met zijn privévermogen verantwoordelijk is voor schulden
B
dat de aandelen bij een bv voor iedereen te koop zijn en bij een nv niet
C
dat de aandelen bij een nv voor iedereen te koop zijn en bij een bv niet
D
dat de eigenaar bij een bv met zijn privévermogen verantwoordelijk is voor schulden

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je een hypotheek afsluit bij een bank, dan ben jij de ...?
A
Geldgever en hypotheekgever
B
Geldnemer en hypotheekgever
C
Geldnemer en hypotheeknemer
D
Geldgever en hypotheeknemer

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een verschil tussen een stichting en een bv?
A
Een stichting heeft geen doel, een bv wel.
B
Het doel van een bv is meestal (maximale) winst, het doel van een stichting is niet-commercieel.
C
Een bv is geen rechtspersoon, een stichting is dat wel.
D
Een stichting is geen rechtspersoon, een bv is dat wel.

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Heb jij liever 2% rente s.i. per kwartaal of 8% s.i. per jaar
A
2% per kwartaal
B
maakt me niet uit
C
8% per jaar

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stelling is goed of fout?
I. Aandelen en obligaties zijn eigendomsbewijzen: dit betekent dat de bezitter ervan voor een deel(tje) eigenaar is van de NV.
II. De waarde die op een obligatie gedrukt staat noemen we de nominale waarde.
A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De commerciële kostprijs is € 240,-
De winstopslag is 40% van de kostprijs.
Wat is de verkoopprijs?
A
€ 96,-
B
€ 140,-
C
€ 336,-
D
€ 400,-

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kun het het EV
op de eindbalans uitrekenen?
A
EV begin +/- bezittingen +/- schulden
B
EV begin +/- bezittingen +/- resultaat
C
EV begin +/_ prive +/- resultaat
D
EV begin +/- schulden +/- prive

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een resultatenrekening of winst & verliesrekening geeft inzicht in:
A
Ontvangsten en uitgaven
B
Opbrengsten en kosten
C
Bezittingen en vermogen
D
Exploitatie en Bedrijfsvoering

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bedrijf X betaalt op 1 januari de huur van €12.000 per jaar voor een jaar vooruit. Op 1 april staat er op de balans
A
nog te betalen huur: €9.000
B
nog te ontvangen huur: €9.000
C
vooruitbetaalde huur: €12.000
D
Vooruitbetaalde huur: €9.000

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De koper van een call optie heeft het recht om in de toekomst aandelen te verkopen tegen een vooraf afgesproken prijs.
A
De bewering is juist
B
De bewering is onjuist

Slide 11 - Quizvraag

De koper van een call optie heeft het recht om in de toekomst aandelen te KOPEN tegen een vooraf afgesproken prijs.
Welke begrippen horen bij de marketingmix
A
product, plaats, prijs,personeel
B
effectuation, causation
C
product, plaats, prijs, promotie
D
affordable loss, crazy quilt, pilot in the plane

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zou geen goede reden zijn om van een Rekening-Courantkrediet gebruik te maken
A
als je weinig EV hebt en geen keuze tot ander leningen
B
andere lening terug te betalen
C
om als bedrijf seizoens-pieken te overbruggen dus voor korte termijn
D
anticipatiekrediet voor bedrijven die willen groeien als ze in de toekomst aandelen uitgeven

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke balansmutaties vinden er plaats?
Per kas goederen gekocht voor € 1.400.
A
Voorraad -€1.400 Kas -€1.400
B
Voorraad +€1.400 Kas -€1.400
C
Voorraad -€1.400 Crediteuren -€1.400
D
Voorraad -€1.400 Crediteuren +€1.400

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door de coronacrisis is de liquiditeit van restaurants, sportscholen en kledingzaken verbeterd.
A
juist
B
onjuist
C
daar kun je nog nog niets over zeggen
D
dit is alleen bij de kledingzaken het geval

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bedrijf X betaalt de huur van €12.000 per jaar op 31 december achteraf. Op de winst en verliesrekening van het laatste kwartaal staat:
A
Huurkosten: €3.000
B
huurkosten: €12.000
C
huuruitgaven: €12.000
D
achteraf betaalde huur:€12.000

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vaste activa bestaan onder andere uit:
A
Gebouw en Inventaris
B
Gebouw en Hypothecaire lening
C
Inventaris en Debiteuren
D
Voorraad goederen en Debiteuren

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is GEEN kostprijsverhogende belasting?
A
Motorrijtuigenbelasting
B
Belasting toegevoegde waarde (btw)
C
Milieuheffing
D
Invoerrechten

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als een bedrijf afschrijvingskosten heeft zal er iets veranderen op ...
A
de balans
B
de resultatenrekening
C
zowel de balans als de resultatenrekening
D
niets

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je betaalt het telefoonabonnement vooruit.
A
Kosten
B
Uitgaven
C
Kosten en uitgaven

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke balansmutaties vinden er plaats?
De onderneming verkoopt goederen op rekening voor € 14.200. De inkoopwaarde is € 9.400.
A
Debiteuren +€14.200 Voorraad -€9.400 Eigenvermogen+€4.800
B
Debiteuren -€14.200 Voorraad -€9.400 Eigenvermogen+€4.800
C
Debiteuren +€14.200 Voorraad -€14.200
D
Debiteuren -14.200 Voorraad -€9.400 Eigenvermogen-€4.800

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke ontvangsten zijn geen opbrengsten?
A
Debiteuren die betalen
B
Contante verkopen
C
Verkopen op rekening
D
Ontvangen huurbetalingen

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In navolging van Ryanair biedt ook Atlas Blue zogenaamde kale vliegreizen zonder voedsel en gratis drank aan. Op welk instrument van de marketingmix heeft deze beslissing betrekking?
A
prijs
B
product
C
plaats
D
promotie

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je betaalt een crediteur
A
Kosten
B
Uitgaven
C
Kosten en uitgaven

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

een ander woord voor "ontvangen leverancierskrediet":
A
debiteuren
B
crediteuren
C
uitstel van betaling
D
vooruitbetaalde bedragen

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je bestelt online Alexander McQueen schoenen bij de Bijenkorf voor € 500,- en betaald meteen met iDeal. De schoenen zullen over 3 dagen bezorgd worden. Is er sprake van een leverancierskrediet of afnemerskrediet. En is voor de Bijenkorf deze € 500,- een activa of passiva
A
Leverancierskrediet Activa
B
Leverancierskrediet Passiva
C
Afnemerskrediet Activa
D
Afnemerskrediet Passiva

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er wordt een nieuwe bedrijfsauto aangeschaft voor 23.000 euro inclusief BTW.
Hoeveel posten wijzigen op de balans?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De voorraad is een bezitting van een onderneming die op korte termijn verkocht gaat worden. Voorraden behoren daarom tot de …(1)… De voorraad wordt gewaardeerd tegen de inkoopprijs …(2)… De voorraad neemt toe met de …(3)… en neemt af met de …(4)…

Maak bovenstaande zinnen correct.

A
1 = vlottende activa, 2 = exclusief btw, 3 = inkopen, 4 = verkopen
B
1 = vlottende activa, 2 = exclusief btw, 3 = inkopen, 4 = inkoopwaarde van de omzet
C
1 = vaste activa, 2 = inclusief btw btw, 3 = inkopen, 4 = inkoopwaarde van de omzet
D
1 = vaste activa, 2 = exclusief btw, 3 = inkopen, 4 = inkoopwaarde van de omzet

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik koop vandaag een iPhone 13 Pro. Wanneer heb ik uitgaven en wanneer heb ik kosten?
A
Als je de iPhone aanschaft, heb je kosten en je hebt uitgaven gedurende de levensduur.
B
Als je de iPhone aanschaft, heb je kosten en uitgaven. Gedurende de levensduur heb je geen uitgaven en kosten.
C
Als je de iPhone aanschaft, heb je uitgaven en je hebt kosten gedurende de levensduur.
D
Als je de iPhone aanschaft heb je geen kosten en uitgaven. Die heb je pas als de iPhone helemaal versleten is.

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke reden voor ontslag is niet terecht? Je wordt ontslagen:
A
omdat je bij een ander bedrijf solliciteert.
B
omdat je werk door een robot wordt overgenomen.
C
terwijl je nog in je proeftijd zit.
D
vanwege tegenvallende resultaten van het bedrijf.

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voordeel van een hypothecaire lening?
A
Het interestpercentage is lager dan bij andere leningen.
B
Men kan meer lenen dan bij andere leningen.
C
Er hoeft geen onderpand te worden gegeven.
D
De lening kan sneller worden afbetaald dan bij andere leningen.

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ontslag op staande voet. Welke zin is juist?
1. Als je zelf ontslag neemt, is dat ontslag op staande voet.
2. Bij ontslag op staande voet heb je recht op een uitkering.
3. Roberto zegt tegen zijn baas dat hij meer wil verdienen. Zijn baas mag hem dan op staande voet ontslaan.
4. Bij ontslag op staande voet moet een baas zich houden aan de opzegtermijn.
A
1 is juist.
B
2 is juist.
C
3 is juist.
D
Geen enkele zin is juist.

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We eindigen waar we begonnen: bij het vergelijken van opties met aandelen. Welke stelling(en) is/zijn juist?
Stelling I: Iemand die opties gekocht heeft loopt een groter risico in procenten ten opzichte van zijn/haar ingelegde geld dan iemand die uitsluitend aandelen heeft gekocht
Stelling II: Iemand die opties heeft gekocht loopt een groter risico in euro's ten opzichte van zijn/haar ingelegde geld dan iemand die uitsluitend aandelen heeft gekocht
A
Stelling I is juist; Stelling II is onjuist
B
Stelling I is onjuist; Stelling II is juist
C
Stelling I en II zijn allebei onjuist
D
Stelling I en II zijn allebei juist

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een overlopende post?
A
Een post die alleen betrekking heeft op vaste activa
B
Een post die altijd op de eindbalans staat
C
Een post die alleen op de winst- en verliesrekening staat
D
Een post die ontstaat wanneer het moment van betalen niet samenvalt met de periode waaraan de kosten worden toegekend

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het doel van een investeringsbegroting?
A
Een overzicht maken van alle uitgaven en ontvangsten die je in een toekomstige periode moet doen
B
Zicht krijgen op wat er nodig is om de onderneming te starten en hoeveel geld daarvoor nodig is
C
Een overzicht maken van de opbrengsten en kosten in een toekomstige periode
D
Het regelen van de administratie van de onderneming

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke rechtsvorm(en) zijn de eigenaren hoofdelijk aansprakelijk?
A
Eenmanszaak
B
VOF
C
BV
D
NV

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar gaat het over in de financieringsbegroting?
A
Winst & verliesrekening
B
Activa op balans
C
Passiva op balans
D
Geld in kas en op de bank

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een balans?
A
De balans geeft de bezittingen, schulden en eigen vermogen op een bepaald moment weer
B
De balans geeft de bezittingen, schulden en eigen vermogen over een bepaalde periode weer
C
Een balans is een overzicht van kosten en opbrengsten op een bepaald moment
D
Een balans is een overzicht van kosten en opbrengsten over een bepaalde periode

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De huurkosten van 2022 zijn € 12.000 en worden in juli betaald.
Hoe noem je de € 1.000?

A
inkomsten van januari
B
kosten van januari
C
uitgaven van januari
D
opbrengsten van januari

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Privé storting
A
Geen invloed op EV
B
Wel invloed op EV

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar staat het salaris van werknemers?
A
Balans
B
Exploitatiebegroting
C
Liquiditeitsbegroting
D
Exploitatiebegroting & liquiditeitsbegroting

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Debiteuren
A
daar krijg je nog geld van
B
daar heb je nog geld aan te betalen

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Brandzaak koopt koffiebonen uit Ecuador. Ze moet deze al betalen voordat de oogst in Ecuador plaatsvindt. Van welk soort krediet is hier sprake voor Brandzaak?
A
Verstrekt leverancierskrediet
B
Ontvangen leverancierskrediet
C
Verstrekt afnemerskrediet
D
Ontvangen afnemerskrediet

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij een onderhandse lening is/zijn er?
A
1 geldgever
B
meerdere geldgevers
C
vastgelegde leningsvoorwaarden
D
indirect contact tussen geldgever en geldnemer

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies