Lijdend voorwerp klas 1

Klas 1
Lijdend voorwerp
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Klas 1
Lijdend voorwerp

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik:
Persoonsvorm (pv)
Onderwerp (ow)
Werkwoordelijk gezegde (wg)

"Je hebt vast weleens naar een talentenshow op tv gekeken."

Slide 2 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp (LV) komt voor in zinnen waarin iets/iemand wat overkomt of ondergaat.
Zo vind je het lijdend voorwerp
1. Noteer onderwerp en werkwoordelijk gezegde
2. Stel de vraag: wie / wat + gezegde + onderwerp
3. Het antwoord op de vraag is het LV
4. Kun je geen antwoord geven op die vraag? Dan is er geen LV.
  • niet elke zin heeft een lijdend voorwerp!
  • een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel!

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

Bruno laat zijn hond uit.
A
Bruno
B
laat
C
zijn hond
D
uit

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

Liet Mats de bus voor zijn neus wegrijden?
A
Mats
B
de bus
C
voor zijn neus
D
wegrijden

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

Straks gaat de buurman zijn zoon naar school brengen.
A
Straks
B
de buurman
C
zijn zoon
D
naar school

Slide 7 - Quizvraag

Ik
heb
een boek
gekocht.
Onderwerp
werkwoordelijk gezegde
lijdend voorwerp
persoonsvorm

Slide 8 - Sleepvraag

De lerares
geeft
een proefwerk.
persoonsvorm
onderwerp
lijdend voorwerp
werkwoordelijkgezegde

Slide 9 - Sleepvraag

Lijdend voorwerp (lv):
Tip: een lv begint NOOIT met een voorzetsel: 
in-op-naast-achter-voor-met-volgens-aan-bij-langs-onder-over enz.
Aan het werk = dus GEEN lijdend voorwerp!

Slide 10 - Tekstslide

In de zin:

Op maandagmiddag zit zij met al haar vrienden te chillen.

A
zit geen lijdend voorwerp
B
is 'met haar vrienden' het lijdend voorwerp
C
is 'te chillen' lijdend voorwerp
D
is 'op maandagmiddag' lijdend voorwerp.

Slide 11 - Quizvraag

Welke vraag stel je bij een lijdend voorwerp?

Slide 12 - Open vraag

1
2
3
4
5
persoonsvorm
zinsdelen verdelen
gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp

Slide 13 - Sleepvraag

Aan de slag/ huiswerk
Maak opdracht 1 en 2 van H4 gram zinsdelen (LV)

Huiswerk:
Maak route af

Slide 14 - Tekstslide