COMVA toetstraining periode 2

COMVA periode 2
De lesstof voor COMVA periode 2, ter training voor de herkansingstoets
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
Communicatie vaardigheden 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

COMVA periode 2
De lesstof voor COMVA periode 2, ter training voor de herkansingstoets

Slide 1 - Tekstslide

Wat is waarnemen?
  • Waarnemen is het ontvangen van signalen uit de omgeving.
  • Waarnemen wordt ook wel een vrije observatie genoemd.  
  • We observeren met onze zintuigen voor een vrije observatie.

  • https://www.youtube.com/watch?v=jW-CxE7M6sA
     

Slide 2 - Tekstslide

Leg in je eigen woorden uit wat waarnemen is.

Slide 3 - Open vraag

Tijdens het waarnemen kunnen er drie waarnemingsfouten ontstaan.

Je kan selectief waarnemen, dan neem je onvolledig waar.
Je kan subjectief waarnemen, dan nemen mensen dingen verschillend waar.
Je kan onjuist waarnemen, dan onthoud je vooral het begin en het einde.

Slide 4 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van selectief waarnemen?
A
Je hoort niet wat je vriend zegt, want je luistert naar muziek.
B
Je kan de buurman niet verstaan want die spreekt een vreemde taal.

Slide 5 - Quizvraag

Vier observatiemethoden:
  • Continue observatie is een vorm van vrije observatie, er is nog geen duidelijk doel. Cliënt is middelpunt van de observatie. 
  • Intervalobservatie richt op wisselende tijdstippen observeren met hetzelfde doel, techniek en hulpmiddelen. Cliënt is middelpunt van de observatie.

Slide 6 - Tekstslide

Vier observatiemethoden:

  • Contextuele observatie richt zich ook op observeren van de omgeving. Welk gedrag roept de omgeving op?
  • Protocollaire observatie gaat met protocol of schema. Welke kernmerken moeten er gezien worden in de observatie?

Slide 7 - Tekstslide

Welke observatiemethode richt zich op de omgeving van de cliët?
A
Continue observatie
B
Interval observatie
C
Contextuele observatie
D
protocollaire observatie

Slide 8 - Quizvraag

Kernmerken van een observatie
  • Een observatie is een bewuste actie om het gedrag van een persoon in een situatie waar te nemen.  

  • Een observatie heeft meestal tot gevolg dat het gedrag van een persoon geanalyseerd wordt, wat weer beschreven wordt in een rapportage.  

Slide 9 - Tekstslide

Kernmerken van een observatie
  • Een observatie kan op verschillende manieren gebeuren, ook wel observatietechnieken genoemd. 
  • Deze manieren zijn mogelijkheden om objectief te beschrijven welke handelingen de cliënt heeft voltooid.  
  • In een observatie wordt ook alleen het gedrag van de cliënt en de uitspraken beschreven, eventuele interpretaties blijven buiten de rapportage van de observatie.  

Slide 10 - Tekstslide

Leg in je eigen woorden uit wat een observatie is.

Slide 11 - Open vraag

Observatietechniek
Bij een tijdsgerichte observatie wordt aangegeven hoe vaak gedrag voorkomt gedurende een bepaalde tijdsperiode. Er wordt een observatieschema gemaakt waarin de tijd als meetlat wordt genomen.
.

Slide 12 - Tekstslide

Observatietechniek
Bij een gebeurtenisgerichte observatie wordt er binnen een gebeurtenis beschreven welk gedrag er voorkomt. Er wordt een observatieschema gemaakt waarin de factoren van de gebeurtenis centraal staan

Slide 13 - Tekstslide

Observatietechniek
Bij een interne observatie is de observator actief binnen de groep. Er wordt dus geobserveerd tijdens het deelnemen aan een activiteit. De rapportage van de observatie wordt achteraf op papier gezet.

Slide 14 - Tekstslide

Observatietechniek
Bij een externe observatie is de observator wel aanwezig, maar neemt niet actief deel aan de groep. De observator maakt gedurende het proces aantekenen van het zichtbare gedrag.

Slide 15 - Tekstslide

Wat is een kenmerk van een interne observatie?
A
Het tijdsbestek waarin het plaats vindt
B
De observator neemt deel aan de geobserveerde situatie
C
De observator kijkt mee bij een situatie
D
De gebeurtenis staan centraal

Slide 16 - Quizvraag

Wat is rapporteren?
  • Rapporteren is het beschrijven van een gegeven wat belangrijk is voor de ontwikkeling van een persoon of voor de voortgang van het hulpverleningstraject. 
  • Rapporteren kan op verschillende manieren en is afhankelijk van de situatie waarvan een rapportage gemaakt wordt. 

Slide 17 - Tekstslide

Wanneer rapporteren we?
Er wordt  van bijzondere onverwachte situaties vaak een rapportage gemaakt, deze heet meestal FOBO (formulier bijzondere ongevallen).  
Daarnaast maken we een rapportage als we observeren, een intake doen, een kennismakingsgesprek voeren, een dienstverlenend gesprek voeren en een evaluatie wordt ook beschreven.

Slide 18 - Tekstslide

Welke kenmerken horen bij een rapportage?
  •   Een rapportage is altijd geschreven in correct Nederlands.  
  • Het is zo geschreven dat een collega dankzij de rapportage zelf aan de slag kan met de situatie.
  • In een rapportage wordt duidelijk onderscheid gemaakt tussen subjectieve en objectieve onderdelen. 
  • De rapportage bevat wie, wat, wanneer, waarom en hoe (5xW+H)

Slide 19 - Tekstslide

Waarom is het belangrijk dat je rapportage in goed Nederlands is beschreven?

Slide 20 - Open vraag

Gespreksfasen
  • Een gesprek start altijd met de aanloopfase, waarin de cliënt op zijn gemak wordt gesteld. 
  • Daarna volgt een planningsfase, waarin het doel van het gesprek en de tijdsduur helder worden gemaakt. 

Slide 21 - Tekstslide

Gespreksfasen

  • Vervolgens vindt er een themafase plaats, waarin het hoofdonderwerp van het gesprek wordt besproken. 
  • Het gesprek sluit af met de slotfase, in deze fase wordt het gesprek afgesloten en worden er eventuele vervolgafspraken gemaakt.

Slide 22 - Tekstslide

Het kennismakingsgesprek
Het kennismakingsgesprek heeft als doel de cliënt te leren kennen en te checken of de problematiek of de vraag van de cliënt bij de instelling waar je voor werkt beantwoord kan worden.
Het is belangrijk om tijdens het gesprek een vertrouwelijke band te creëren tussen de cliënt en de SW’er.

Slide 23 - Tekstslide

Het kennismakingsgesprek
In de aanloopfase van het kennismakingsgesprek haal je de cliënt op naar de ruimte waar je het gesprek gaat voeren, doe je een korte social talk en geef je de cliënt drinken om deze op zijn gemak te laten voelen.


Slide 24 - Tekstslide

Het kennismakingsgesprek
In de planningsfase van het kennismakingsgesprek bereidt je de cliënt voor op hetgeen wat komen gaat. Bij een kennismakingsgesprek wordt ook het vervolgtraject geschetst, waardoor het voor de cliënt duidelijk wordt wat deze van het gesprek kan verwachten. Daarnaast wordt de duur van het gesprek aangegeven

Slide 25 - Tekstslide

Het kennismakingsgesprek
In de themafase van het kennismakingsgesprek wordt gesproken over de instelling en de doelen die de cliënt bij de instelling wil behalen. Er wordt bekeken of deze doelen haalbaar zijn en of de instelling hierin een bijdrage kan leveren.

Slide 26 - Tekstslide

Het kennismakingsgesprek
In de slotfase van het kennismakingsgesprek wordt het gesprek kort samengevat en worden er vervolgafspraken gemaakt.

Slide 27 - Tekstslide

Wat vertel je in de themafase van het kennismakingsgesprek?

Slide 28 - Open vraag

Het intakegesprek
  • Het intakegesprek heeft als doel genoeg informatie te verzamelen over de cliënt, waarmee het hulpverleningsplan opgesteld kan worden.  
  • De hulpvraag moet concreet gemaakt worden.  
  • Het is belangrijk om tijdens het gesprek een vertrouwelijke band te creëren tussen de cliënt en de SW’er. 

Slide 29 - Tekstslide

Het intakegesprek
In de aanloopfase van het intakegesprek doe je een korte social talk en geef je de cliënt drinken om deze op zijn gemak te laten voelen.
In de planningsfase van het intakegesprek wordt het doel, de duur en de inhoud centraal gesteld.

Slide 30 - Tekstslide

Het intakegesprek
In de themafase van het intakegesprek wordt het intakeformulier besproken.
In de slotfase van het intakegesprek wordt het gesprek samengevat, worden er vervolgafspraken gemaakt en wordt het gesprek positief afgerond.

Slide 31 - Tekstslide

Wat is het doel van een intake gesprek?

Slide 32 - Open vraag

Het dienstverlenend gesprek
  • Het dienstverlenend gesprek heeft als doel om de cliënt te ondersteunen in het oplossen van de hulpvraag.  
  • Het is belangrijk om tijdens het gesprek een vertrouwelijke band te creëren tussen de cliënt en de SW’er. 

Slide 33 - Tekstslide

Het dienstverlenend gesprek
In de aanloopfase van het dienstverlenend gesprek doe je een korte social talk en geef je de cliënt drinken om deze op zijn gemak te laten voelen.

In de planningsfase van het dienstverlenend gesprek wordt het doel, de duur en de inhoud centraal gesteld.

Slide 34 - Tekstslide

Het dienstverlenend gesprek
In de themafase van het dienstverlenend gesprek wordt er ondersteuning geboden op het gebied van de hulpvraag. Er wordt gewerkt aan de doelen voor de behandeling.

In de slotfase van het dienstverlenend gesprek wordt het gesprek samengevat, worden er vervolgafspraken gemaakt en wordt het gesprek positief afgerond.

Slide 35 - Tekstslide

In welke gespreksfase werk je tijdens het dienstverlenend gesprek aan de doelen van de cliënt?
A
Planningsfase
B
Slotfase
C
Themafase
D
Aanloopfase

Slide 36 - Quizvraag