Bijvoeglijk naamwoord en bijwoord

Bijvoeglijk naamwoorden 
& bijwoorden
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Bijvoeglijk naamwoorden 
& bijwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
  • geeft extra info over het zelfstandig naamwoord 
  • staat vóór het zelfstandig naamwoord
  • staat ná het lidwoord (lidwoord niet noodzakelijk)
Voorbeeld:
De man loopt over straat.
De oude man loopt over de stille, donkere straat.

Slide 2 - Tekstslide

Bijwoord
  • geeft extra info over het werkwoord
  • kan voor of na het werkwoord in de zin staan
  • hoeft niet direct naast het werkwoord te staan
Voorbeeld:
De man loopt over straat.
Snel loopt de man over straat.

Slide 3 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord en bijwoord
geeft kleur aan het verhaal:
  • sfeer
  • beeld
 
Voorbeeld:
De man loopt over straat.
Snel loopt de oude man over de stille, donkere straat.

Slide 4 - Tekstslide

Eenvoudig, maar saai
complexer en boeiender
De man loopt over straat. Hij had gewerkt vandaag aan een zaak.
Snel loopt de oude man over de stille, donkere straat. Hij had hard gewerkt vandaag aan een lastige zaak.

Slide 5 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord - grammatica
Het bijvoeglijk naamwoord heeft ook te maken met naamvallen!

Vergeten hoe dat moet? 
-> herhaal de les 'naamvallen: bijvoeglijk naamwoord'

Slide 6 - Tekstslide

Bijwoord - grammatica
Het bijwoord heeft te maken met trappen van vergelijking:

groot - groter - grootst
groß - größer - am größten




Slide 7 - Tekstslide

Sacha geht zur Schule.

Sasha sieht einen Hund.

Sasha hat angst.

Sasha hat keine Freunde.

Sasha freut sich.

Creëer met een groepje een samenhangend verhaaltje met behulp van bijvoeglijk naamwoorden en bijwoorden.

Slide 8 - Tekstslide

Wir lesen unsere Geschichten vor. Welche Unterschiede gibt es?
Das Ergebnis unserer Arbeit

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide