Signaalwoorden en Taalhandelingen

Signaalwoorden, Voegwoorden en Taalhandelingen
B2
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Signaalwoorden, Voegwoorden en Taalhandelingen
B2

Slide 1 - Tekstslide

Een signaalwoord is:
A
een soort stopbord
B
een woord voor een actie
C
een teken dat je op moet letten.
D
een woord om een taalhandeling aan te geven.

Slide 2 - Quizvraag

Een voegwoord is altijd een signaalwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Een signaalwoord is tijd een voegwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Welke taalhandelingen ken je?
Schrijf minimaal 3 taalhandelingen.

Slide 5 - Open vraag

Welk signaalwoord gebruik je voor de taalhandeling "tegenstelling"?
A
aan de overkant
B
alhoewel
C
waardoor
D
om ..... te

Slide 6 - Quizvraag

Voor welke taalhandeling gebruik je 'tenzij' en 'mits'?
A
tegenstelling
B
doel-middel
C
voorwaarde
D
reden

Slide 7 - Quizvraag

Welk voegwoord kun je gebruiken voor de taalhandeling "oorzaak-gevolg"

Slide 8 - Open vraag

Welk signaalwoord kun je gebruiken voor de taalhandeling "doel-middel"

Slide 9 - Open vraag

Schrijf een zin met 'indien'

Slide 10 - Open vraag

Schrijf een zin met 'terwijl'

Slide 11 - Open vraag

Schrijf een zin met 'zodra'

Slide 12 - Open vraag

Schrijf een zin met 'aangezien'

Slide 13 - Open vraag