Spelling - Werkwoordspelling, zwakke en sterke werkwoorden

• Spelling
• Basisschool
• Groep 8

De verleden tijd

klankvaste (zwakke) en klankveranderende (sterke) werkwoorden

Doelen van deze les

Aan het einde van deze les:

-kun je de persoonsvorm in de verleden tijd goed schrijven;

-weet je wat klankvaste en klankveranderende werkwoorden zijn.

• Sterke werkwoorden
• Veranderen van klank bij het veranderen van tijd
• Bijvoorbeeld: 

        - Ik loop -> Ik liep

        - Hij zingt -> Hij zong

Zwakke werkwoorden

Veranderen niet van klank bij het veranderen van tijd.

Bijvoorbeeld: 

        - Ik wacht -> Ik wachtte

        - Hij fietst -> Hij fietste

Sterk werkwoord of zwak werkwoord?
LOPEN

1. sterk
2. zwak

plaatsvinden (v.t.)
De wedstrijd .... ..... in de gymzaal.

1. vindt plaats
2. vind plaats
3. vond plaats
4. vondt plaats

besluiten ( v.t.)
Berti .... haar voordracht met een dankwoord.

1. besloten
2. besluiten
3. besluit
4. besloot

uitschelden
Het .... kind stond beteuterd te kijken.

1. uitgescholden
2. uitgeschelden
3. scheldt uit
4. schold uit

schenden (v.t.)
De spelers ... de spelregels.

1. schenden
2. schonden
3. geschonden
4. schendt

verlaten (t.t.)
De trein ... het station precies op tijd.

1. verliet
2. verlaten
3. verlaat
4. verlieten

stilzitten (t.t)
De kinderen .... geen ogenblik ....

1. stilzit
2. zaten stil
3. zitten stil
4. stilzitten

verslinden (t.t.)
In de vakantie .... ik stapels boeken.

1. verslonden
2. verslinden
3. verslindt
4. verslind

vlechten
De ... bloemenkrans stond haar mooi.

1. vlechtte
2. gevlechten
4. gevlochten

vergelijken
... jezelf niet steeds met een ander.

1. vergeleek
2. vergelijk
3. vergelijkt

optreden
... nu eens ... tegen dat geklets!

1. treed op
2. op treden
3. treet op

Opdracht

1. Maak deze opdracht
2. Af? Maak een screenshot van je score.
3. Upload je screenshot in Google Classroom