08: categorie –eeuw - ieuw

Woorden met -eeuw en -ieuw.
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Woorden met -eeuw en -ieuw.

Slide 1 - Tekstslide

-eeuw
-ieuw

Slide 2 - Tekstslide

Welke woorden met -eeuw en -ieuw ken je?

Slide 3 - Woordweb

de eeuw
Een eeuw duurt 100 jaar. 

Slide 4 - Tekstslide

de geeuw
geeuwen

De hond is heel moe. Hij geeuwt.

Slide 5 - Tekstslide

de kieuw
De vis heeft een kieuw om mee te ademen.

Slide 6 - Tekstslide

de leeuw
Een leeuw is heel gevaarlijk.

Slide 7 - Tekstslide

de meeuw
De meeuw vliegt door de lucht.

Slide 8 - Tekstslide

nieuw
De huizen zijn nieuw.

Slide 9 - Tekstslide

nieuwsgierig
De man wil weten wat er in het huis is. Hij is nieuwsgierig.

Slide 10 - Tekstslide

de schreeuw
schreeuwen

Het kind is boos. Ze schreeuwt.

Slide 11 - Tekstslide

de sneeuw
De mensen lopen in de sneeuw.

Slide 12 - Tekstslide

de zeemeeuw
De zeemeeuwen leven dichtbij de zee.

Slide 13 - Tekstslide

De man is ___.
A
neeuwsgierig
B
nieuwsgierig
C
neiuwsgierig
D
mieuwsgierig

Slide 14 - Quizvraag

De huizen zijn __.
A
neeuw
B
neiuw
C
nieuw
D
neuw

Slide 15 - Quizvraag

Dit is de ___.
A
leeuw
B
lieuw
C
leuw
D
leiuw

Slide 16 - Quizvraag

De hond ___.
A
geeuwt
B
gieuwt
C
geiuwt
D
geuwt

Slide 17 - Quizvraag

Een ___ is 100 jaar.
A
ieuw
B
eeuw
C
eiuw
D
euw

Slide 18 - Quizvraag

De jongen ___.
A
sneeuwt
B
schreiuwt
C
schrieuwt
D
schreeuwt

Slide 19 - Quizvraag

De ____ vliegt door de lucht.
A
mieuw
B
meeuw
C
zeeuw
D
neeuw

Slide 20 - Quizvraag

De vis heeft een ____.
A
keeuw
B
keel
C
kieuw
D
keiuw

Slide 21 - Quizvraag

Maak een zin:
zeemeeuw

Slide 22 - Open vraag

Maak een zin:
nieuw

Slide 23 - Open vraag

Maak een zin:
sneeuw

Slide 24 - Open vraag

Maak nu het werkblad

Slide 25 - Tekstslide