2 BK Blok 5 Spelling : VD als BNW

     VD als BNW 
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

     VD als BNW 

Slide 1 - Tekstslide

Je weet wat een voltooid deelwoord is.
Je weet wat een bijvoeglijk naamwoord is.

JE KUNT EEN VOLTOOID DEELWOORD GEBRUIKEN ALS EEN BIJVOEGLIJK NAAMWOORD!

Slide 2 - Tekstslide

voorbeeld 1
de arm is gebroken........

de gebroken arm

Slide 3 - Tekstslide

voorbeeld 2
Ik heb een taart gebakken .....

de gebakken taart

Slide 4 - Tekstslide

voorbeeld 3
ik heb de aardappels gekookt...

de gekookte aardappels

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Een voltooid deelwoord wordt ook wel eens gebruikt als bijvoeglijk naamwoord. Het is dan geen werkwoord meer, maar vergelijkbaar met woorden als 'lang', 'groen' en 'sterk': het zegt iets over het woord dat erna komt.
Schrijf het zo gemakkelijk mogelijk. Zet er een e achter..... maar dat kan niet altijd!

Slide 7 - Tekstslide

Samen lezen
blz. 222 - 223  spellingregels 

Slide 8 - Tekstslide

Het gebouw is verwoest. 
Het verwoeste gebouw staat er verlaten bij. 

Je ziet het ...... alleen een e erachter.

Slide 9 - Tekstslide

De foto is vergroot. 
De vergrote foto hangt in de hal. 

Ver-gro-te   lange klank, er gaat een o weg

Slide 10 - Tekstslide

Het dier is gered.
Het geredde dier loopt weer in het bos.

ge-red-de   korte klank: extra d

Slide 11 - Tekstslide

Ik heb mijn hoofd gestoten. 
Het gestoten hoofd doet flink pijn.

de en blijft.....

Slide 12 - Tekstslide

voltooid deelwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord. Eindigt op EN
voltooid deelwoord gebruikt als bevoegelijk naamwoord.
Korte klank, dubbele medeklinker.
voltooid deelwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord.
Lange klank, er verdwijnt een klinker.
Het ....... (bakken) brood
De ..... (redden) drenkeling
De ..... (breken) arm
Het ... (zinken) schip
Het ... (witten) plafond
Het goed ..... (raden) getal

Slide 13 - Sleepvraag

De man is gered.

De …… man
A
geredde
B
gerede

Slide 14 - Quizvraag

De appel is verrot.

De ….. appel

A
verrote
B
verrotte

Slide 15 - Quizvraag

Ik heb de film bekeken.

De …. film
A
bekeke
B
bekeken

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Link

zelfstandig werken
In digitale methode : 
Blok 5 > Spelling > opdr 3+4+5 
                                        

Slide 18 - Tekstslide