2.1

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Lezen

Huiswerk bekijken

Zijn er vragen?

Tekst 2.1

Luistervragen:

- Hoe vierde Salim vroeger het Suikerfeest? En hoe doet hij dit nu?

- Hoe viert Isabel nu Kerst? En hoe deed zij dit vroeger?

uitspraak: waar ligt de klemtoon?

geweldig, cadeautjes, hoogtepunt, heerlijk, feestelijk, schoonzus, belangrijk, familieleden, Kerst, versieren, eigenlijk, christelijk, traditie, middernacht, bereiden, diner, vieren, behalve, spelletjes, wandeling

De taak 2.1

Maak opdracht 2, 3, 4, 5, 6 en 7 van taak 2.1.

Werk samen.

Klaar?

- 2.2 stap 1 t/m 6

Grammatica

Het scheidbare werkwoord in de tegenwoordige tijd

Voorbeeld

Hij de man van de gemeente. (opbellen)

Zij de kamer van haar dochter. (opruimen)

Nu jij

1. Loes de zolder  (opruimen)

2. Jij de oefening (afmaken)

3. Hoe laat jij (opstaan)

4. Morgen ik de wc (schoonmaken)

5. Peter de klant (terugbellen)

6. Ik me vandaag voor de opleiding . (aanmelden)

7. De vader de hand van zijn dochter . (vasthouden)

8. Wie je voor je verjaardag    ? (uitnodigen)

9. Ik snel mijn telefoon . (opladen)

10. Ik dit weekend goed . (uitrusten)  

11. Myrthe de kamer. (stofzuigen)

Huiswerk

Les 2.2 stap 1 t/m 6

Grammatica scheidbare werkwoord in de tegenwoordige tijd

Uitspraak: 10 minuten oefenen met woordaccent