Vermogen

De Glijbaan
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

De Glijbaan

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Grootheid
Eenheid
Afkorting
Glijbaan
Spanning
A
Stroomsterkte
Volt
V
Ampère
Aantal poppetjes dat bij de glijbaan langskomt)
(Aantal stroomdeeltjes dat langs komt)
Aantal banden dat ieder poppetje bij zich heeft
(Het verschil in energie tussen de positieve en negatieve kant)

Slide 3 - Sleepvraag

Een lampje gaat branden als er een band wordt afgegeven
In de stroomkring is dit een stroomdeeltje dat energie afgeeft

Slide 4 - Tekstslide

Waardoor gaat een lampje feller branden?
A
Door meer poppetjes die langskomen
B
Door meer banden per poppetje
C
Geen van beide
D
Allebei

Slide 5 - Quizvraag

Het vermogen
Dus meer banden (spanning) en meer poppetjes (stroomsterkte) zorgen voor een feller lampje

Vermogen in Watt (W) (het aantal banden dat wordt afgegeven bij een lampje)
Aantal banden = banden per poppetje x aantal poppetjes
Vermogen = Spanning x stroomsterke

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld!
Vermogen = Spanning x stroomsterkte
9 x 0,9 = 8,1 Watt

Slide 7 - Tekstslide

Hoe bereken je het
vermogen van dit lampje?
A
2:10=0,2 Watt
B
10:2=5 Watt
C
2x10=20 Watt
D
2+10=12 Watt

Slide 8 - Quizvraag

Ik meet door ene lampje een stroomsterkte van 1,5 Ampère en een spanning van 9 Volt. Wat is het vermogen? Geef in je antwoord de formule , de berekening en de eenheid bij het antwoord

Slide 9 - Open vraag

Ik meet door ene lampje een stroomsterkte van 4 Ampère en een spanning van 230 Volt. Wat is het vermogen? Geef in je antwoord de formule , de berekening en de eenheid bij het antwoord

Slide 10 - Open vraag

Ga op zoek naar vermogens bij jou in huis, je vindt die op
het type plaatje

Slide 11 - Open vraag

Samenvatting:
Vermogen = Spanning x stroomsterkte
Vermogen met je in Watt
Een apparaat met een groter vermogen verbruikt meer energie

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak nu opdracht 1 tot en met 4 van hoofdstuk 4 paragraaf 4 online!

Slide 13 - Tekstslide