*Werkwoordspelling H4, vwo 2

Werkwoordspelling H4
Werkwoordsvormen op -de(n) of -dde(n), -te(n) of -tte(n)
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling H4
Werkwoordsvormen op -de(n) of -dde(n), -te(n) of -tte(n)

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
De werkwoordsvormen op
- de(n)
- dde(n)
- te(n)
- tte(n)
correct spellen

Slide 2 - Tekstslide

Noteer de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes.

Volgens de overlevering (stichten) Romulus en Remus de stad Rome.

Slide 3 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes.

Ik zal niemand (aanraden) in die volle tram naar het cenrum te stappen.

Slide 4 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes.

Waarom (pleiten) de vakbonden toch altijd weer voor hogere lonen?

Slide 5 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes.

De boeren (zuchten) eeuwenlang onder de zware belasting van de adel.

Slide 6 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes.

In dit restaurant (kruiden) de koks de gerechten vroeger veel te sterk.

Slide 7 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes.

Op de Waddeneilanden (stranden) ook nu nog geregeld jonge potvissen.

Slide 8 - Open vraag

Werkwoordsvormen op -de(n) of -dde(n), -te(n) of -tte(n)
Zwakke werkwoorden met één -d- of één -t- in de infinitief (laden, richten, vergoeden, verwoesten) hebben vormen die hetzelfde klinken, maar anders geschreven worden: laden – laadden; richten – richtten; verwoeste – verwoestte. Om de juiste keuze te maken tussen -de(n) en -dde(n) of tussen -te(n) en -tte(n), moet je vaststellen met welke werkwoordsvorm je te maken hebt. Ga na of het gaat om een infinitief, een persoonsvorm of een bijvoeglijk naamwoord.

Slide 9 - Tekstslide

De infinitief staat in het woordenboek.
– Jochem moest zich melden (inf) bij de afdelingsleider.
– Laat die fiets maar lekker roesten (inf).
De persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt) schrijf je in het meervoud met -den en -ten (hetzelfde als de infinitief):
– Die slakken in de tuin bestrijden (pvtt) we met speciale korrels.
– De kranten berichten (pvtt) elke dag over de Haagse politiek.
Let op: bij infinitieven met -dd- of -tt- heeft ook de pvtt meervoud -dd- of -tt-:
– Veel Engelsen wedden (pvtt) graag bij de paardenraces.

Slide 10 - Tekstslide

Als in de infinitief één -d- of één -t- staat (bevrijden, verlichten), schrijf je de persoonsvorm verleden tijd (pvvt) met -dde(n) of -tte(n):
– De brandweerlieden bevrijdden (pvvt) de automobilist uit zijn auto.
– Tot voor kort verlichtte (pvvt) één schemerlamp mijn hele kamer.
Een bijvoeglijk naamwoord (bn) schrijf je zo kort mogelijk, dus met -de of -te:
– De militairen brachten de bevrijde (bn) gijzelaars naar het hospitaal.
– Ik kan niet goed studeren in die slecht verlichte (bn) kamer.
Let op: bij infinitieven met -dd- of -tt- (bekladden, verrotten) heeft ook het bijvoeglijk naamwoord -dd- of -tt-: bekladde muren, verrotte aardappels.

Slide 11 - Tekstslide