Les 10 onderschikkend en nevenschikkend

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Voegwoorden
Nevenschikkend en onderschikkend

Slide 4 - Tekstslide

Voegwoorden
Nevenschikkende voegwoorden: en, want, maar, of (of het een of het ander)

Je verbindt twee hoofdzinnen met elkaar
De zinnen kun je los van elkaar gebruiken, zonder woordvolgorde te veranderen
vb: Ik ga naar huis, want ik voel  mij niet lekker.

Slide 5 - Tekstslide

Voegwoorden
Onderschikkende voegwoorden: dat (doordat, nadat, omdat, totdat, voordat, zodat), als, dan hoewel, tenzij, terwijl, toen, of 

Je verbindt een hoofdzin met een bijzin
Zinnen kunnen niet los van elkaar gebruikt worden, zonder de zin te moeten veranderen

Slide 6 - Tekstslide

Ik zou je willen verzoeken of je met me mee wilt gaan.

A
voegwoord: of, onderschikkend
B
voegwoord: of, nevenschikkend
C
voegwoord: met, onderschikkend
D
voegwoord: met, nevenschikkend

Slide 7 - Quizvraag

Wil je een appel, een peer of een banaan? of =
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord

Slide 8 - Quizvraag

De ouders drinken koffie en de kinderen drinken limonade.
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord

Slide 9 - Quizvraag

Ik ga met de fiets, want het is mooi weer.
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord

Slide 10 - Quizvraag

Maak zelf een zin met een nevenschikkend voegwoord.

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide