Oefenvragen Middeleeuwen

➤Karel de Grote is in het systeem van het feodalisme de .....
A
leenheer
B
leenman
1 / 30
volgende
Slide 1: Quizvraag
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

➤Karel de Grote is in het systeem van het feodalisme de .....
A
leenheer
B
leenman

Slide 1 - Quizvraag

➤Wat is een goed voorbeeld
van een leenstelsel?
A
De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje.
B
De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur van zijn land.
C
De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land.
D
De koning heeft zijn land in twintig stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een vriend van hem.

Slide 2 - Quizvraag

1500 
v. Chr.
1000 
v. Chr.
500 
v. Chr.
1
500
1000
1500
2000
2050
Sleep de iconen naar de juiste plek in de tijdlijn.

Slide 3 - Sleepvraag

➤Wat is de beste omschrijving van het begrip ‘geestelijken’?
Kies het juiste antwoord.
A
mensen die in God geloven
B
mensen die iedere week naar de kerk gaan
C
mensen die in dienst zijn van de kerk
D
mensen die voor andere mensen bidden

Slide 4 - Quizvraag

Sleep de teksten naar de juiste plek in de afbeelding
Ik ben van adel
Ik ben een geestelijke
Ik betaal pacht
Eerste stand
Tweede stand
Derde stand

Slide 5 - Sleepvraag

Maak het drieslagstelsel kloppend.
🏝
🐄
☃️
🐄
🏝
☃️
☃️
🐄
🏝

Slide 6 - Sleepvraag

➤Door het drieslagstelsel werden de oogsten kleiner, omdat een deel van de grond leeg was.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

➤Welke zin is juist?
A
In een leengebied konden meerdere domeinen liggen.
B
In elk leengebied lag één domein.
C
In een domein konden meerdere leengebieden liggen.
D
In elk domein lag één leengebied.

Slide 8 - Quizvraag

De leenman en de horige hadden allebei plichten.

➤Bij wie hoort de volgende plicht?

Herendiensten doen.
A
leenman
B
horige

Slide 9 - Quizvraag

De leenman en de horige hadden allebei plichten.

➤Bij wie hoort de volgende plicht?

Bescherming bieden als er gevaar dreigt.
A
leenman
B
horige

Slide 10 - Quizvraag

De leenman en de horige hadden allebei plichten.

➤Bij wie hoort de volgende plicht?

Toestemming vragen om te mogen trouwen
A
leenman
B
horige

Slide 11 - Quizvraag

➤Hoort de volgende persoon bij de adel, de geestelijkheid of de boeren?

Herman, een horige die op het gebied van een ongelofelijk onvriendelijke edelman woont
A
adel
B
geestelijkheid
C
boeren

Slide 12 - Quizvraag

➤Sleep steeds een vinkje naar het goede woord om de zin kloppend te maken. 
Na de val van het Romeinse Rijk werd er veel meer / minder gehandeld in Europa. 
Na de val van het Romeinse Rijk waren er veel / weinig oorlogen in Europa.
Na de val van het Romeinse Rijk ontstaan er veel / nauwelijks steden in Europa.

Slide 13 - Sleepvraag

➤Wat is de beste omschrijving van het begrip ‘geestelijken’?
Kies het juiste antwoord.
A
mensen die in God geloven
B
mensen die iedere week naar de kerk gaan
C
mensen die in dienst zijn van de kerk
D
mensen die voor andere mensen bidden

Slide 14 - Quizvraag

Door het harde leven gingen veel mensen het christendom extra belangrijk vinden.

➤Waarom was dat zo?
A
De mensen hoopten dat God hen zou beschermen tegen honger, ziekte en dood.
B
In de Bijbel staat hoe je betere medicijnen kunt maken en hoe je grotere oogsten kunt krijgen.
C
Als je christen was, mocht je in een klooster wonen. Daar was wel genoeg voedsel.
D
Als je arm, maar goed geleefd had, werd je na je dood erg rijk in de hemel.

Slide 15 - Quizvraag

➤Zet de volgende geestelijken in de juiste volgorde van macht. Begin met de geestelijke die het machtigst is, en eindig met de geestelijke die het minst machtig is.
Priester
Paus
Bisschop
Monnik

Slide 16 - Sleepvraag

➤Hoort de volgende persoon bij de adel, de geestelijkheid of de boeren?

Klaas, een vrije boer met een lange baard.
A
adel
B
geestelijkheid
C
boeren

Slide 17 - Quizvraag

➤Hoort de volgende persoon bij de adel, de geestelijkheid of de boeren?

Maria, een oude vrouw die in een klooster bij Maastricht woont.
A
adel
B
geestelijkheid
C
boeren

Slide 18 - Quizvraag

➤Een gilde was in de middeleeuwen een vereniging van mensen met hetzelfde beroep.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

➤Wat was geen verbetering van de landbouw uit de Middeleeuwen?
A
Bemesting
B
Het halsjuk
C
Kunstmest
D
Drieslagstelsel

Slide 20 - Quizvraag

Deze zin gaat over de late Middeleeuwen.
➤Is deze zin goed of fout?

Er is veel handel.
A
Goed
B
Fout

Slide 21 - Quizvraag

➤Welke bevolkingsgroep vond je in de middeleeuwen alleen in de steden?

A
De boeren
B
De burgerij
C
De adel
D
De geestelijken

Slide 22 - Quizvraag

Bij veel steden is het moeilijker te zien waar vroeger de stadsmuur stond. Je moet dan Middeleeuwse kaarten vergelijken met kaarten uit onze tijd.
Figuur 1 zie je kaart van het stadje Kampen in de veertiende eeuw. Bekijk de kaart en let daarbij goed op de vorm van het stadje. Figuur 2 is een plattegrond van Kampen in onze tijd. 
➤Sleep de muur naar de plek (in figuur 2) waar vroeger de stadsmuur heeft gestaan.
Figuur 1
Figuur 2

Slide 23 - Sleepvraag

➤De meeste mensen in de middeleeuwen waren analfabeet (ze konden niet lezen en schrijven)

A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quizvraag

➤Wie maakten de regels en wetten in de steden in de tijd van de Middeleeuwen?

A
rechters/advocaten
B
koning/koninginnen
C
schout/schepenen
D
burgemeesters

Slide 25 - Quizvraag

➤Welke ziekte was voor groot gevaar in de Middeleeuwen?

A
de waterpokken
B
rode hond
C
de griep
D
de pest

Slide 26 - Quizvraag

➤Waarom nam de bevolking aan het begin van de Late Middeleeuwen vooral toe?
A
Er was meer handel
B
Het was veiliger
C
Er kwamen betere dokters
D
Er was meer eten

Slide 27 - Quizvraag

➤Rond het jaar 1000 groeiden de oogsten snel. Welke oorzaak had dat?
A
De boeren hadden geleerd het land te bemesten.
B
De boeren lieten hun kinderen meehelpen op het land.
C
Er kwamen steeds meer boeren, omdat de mensen in steden ook moesten eten
D
De boeren gebruikten betere werktuigen.

Slide 28 - Quizvraag

➤Het gilde controleert de kwaliteit en de prijs van de producten die de gildeleden maken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quizvraag

➤Er stierven miljoenen mensen aan de pest. Waardoor maakte de pest zoveel slachtoffers? Kies het juiste antwoord.
A
De mensen dachten dat de pest een straf van God was. Daarom wilden ze de zieken niet helpen, want ze dachten dat God dan nog bozer zou worden.
B
Alleen arme mensen stierven aan de pest. Dat kon de rijke mensen weinig schelen en dus kregen de arme mensen geen hulp.
C
Men wist niet wat de oorzaak van de ziekte was. Daardoor kon er geen goede manier bedacht worden om de ziekte uit te roeien.

Slide 30 - Quizvraag