zelftest 3.1

1500 
v. Chr.
1000 
v. Chr.
500 
v. Chr.
1
500
1000
1500
2000
2050
Sleep de iconen naar de juiste plek in de tijdlijn.
1 / 25
volgende
Slide 1: Sleepvraag
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

1500 
v. Chr.
1000 
v. Chr.
500 
v. Chr.
1
500
1000
1500
2000
2050
Sleep de iconen naar de juiste plek in de tijdlijn.

Slide 1 - Sleepvraag

Sleep de teksten naar de juiste plek in de afbeelding
Ik ben van adel
Ik ben een geestelijke
Ik betaal pacht
Eerste stand
Tweede stand
Derde stand

Slide 2 - Sleepvraag

➤Sleep steeds een vinkje naar het goede woord om de zin kloppend te maken. 
Na de val van het Romeinse Rijk werd er veel meer / minder gehandeld in Europa. 
Na de val van het Romeinse Rijk waren er veel / weinig oorlogen in Europa.
Na de val van het Romeinse Rijk ontstaan er veel / nauwelijks steden in Europa.

Slide 3 - Sleepvraag


➤Voor zijn ridders was Karel de Grote de leenheer.
A
Goed
B
Fout

Slide 4 - Quizvraag


➤Wie is dit?
A
Karel de Kale
B
Karel de Kleine
C
Karel V
D
Karel de Grote

Slide 5 - Quizvraag


➤De Tijd van Monniken en Ridders is: 
A
van 500-1000
B
van 1000-1500
C
hetzelfde als de Vroege Middeleeuwen
D
hetzelfde als de Late Middeleeuwen

Slide 6 - Quizvraag


➤Van wanneer tot wanneer duurde de middeleeuwen? 
A
500-1300
B
800-1700
C
500-1500
D
500-1700

Slide 7 - Quizvraag


➤Wanneer waren de Vroege Middeleeuwen? 
A
300 - 500 n.Chr
B
500 - 1000 n.Chr
C
1000 - 1300 n.Chr
D
1300 - 1500 n.Chr

Slide 8 - Quizvraag


➤Wat is een goed voorbeeld 
van een leenstelsel?
A
De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje.
B
De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur van zijn land.
C
De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land.
D
De koning heeft zijn land in twintig stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een vriend van hem.

Slide 9 - Quizvraag


➤Wat is de beste omschrijving van het begrip ‘geestelijken’? 
Kies het juiste antwoord.
A
Hij moet in zijn gebied doen waar hij zin in heeft.
B
Hij moet elke ochtend bijtijds opstaan.
C
Hij moet trouw beloven aan zijn leenheer.
D
Hij moet delen van zijn gebied doorlenen aan onderleenmannen.

Slide 10 - Quizvraag


➤Dankzij het drieslagstelsel werd de landbouwgrond vruchtbaarder.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag


➤Door het drieslagstelsel werden de oogsten kleiner, omdat een deel van de grond leeg was.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag


Gebruik de bron
Gebruik de bron

Je denkt misschien dat horigen iets zijn van heel lang geleden. Maar ook in onze tijd zijn er nog horigen. 

➤Waarom is de vrouw uit de tekst een horige?
A
Ze moet een deel van de tijd op de akkers van de landheer werken.
B
Als er gevaar dreigt, wordt ze beschermd door de landheer.
C
Ze mag weg van het land van de landheer.
D
Ze hoort bij de derde stand, en haar landheer niet.

Slide 13 - Quizvraag


➤Welke uitspraak past bij de Tijd van monniken en ridders?
A
Het was veel veiliger dan in de tijd van het Romeinse Rijk.
B
Na het Romeinse Rijk brak er een strijd uit om de macht. Uiteindelijk werd het Frankische volk het sterkst.
C
Na de val van het West-Romeinse Rijk voerden de Romeinen oorlog met de Franken.
D
De meeste mensen gingen in steden wonen. Daardoor werden de steden groter.

Slide 14 - Quizvraag


➤Welke zin is juist?
A
In een leengebied konden meerdere domeinen liggen.
B
In elk leengebied lag één domein.
C
In een domein konden meerdere leengebieden liggen.
D
In elk domein lag één leengebied.

Slide 15 - Quizvraag


De leenman en de horige hadden allebei plichten. 

➤Bij wie hoort de volgende plicht?

Herendiensten doen.
A
leenman
B
horige

Slide 16 - Quizvraag


De leenman en de horige hadden allebei plichten. 

➤Bij wie hoort de volgende plicht?

Bescherming bieden als er gevaar dreigt.
A
leenman
B
horige

Slide 17 - Quizvraag


De leenman en de horige hadden allebei plichten. 

➤Bij wie hoort de volgende plicht?

Toestemming vragen om te mogen trouwen
A
leenman
B
horige

Slide 18 - Quizvraag


De leenman en de horige hadden allebei plichten. 

➤Bij wie hoort de volgende plicht?

Trouw beloven aan de koning.
A
leenman
B
horige

Slide 19 - Quizvraag


A
Feodale verhoudingen zijn politiek-militair van aard. Het hofstelsel is cultureel-mentaal van aard.
B
Feodale verhoudingen zijn sociaaleconomisch van aard. Het hofstelsel is politiek-militair van aard.

Slide 20 - Quizvraag

Welke stelling is juist?
A
Feodale verhoudingen zijn politiek-militair van aard. Het hofstelsel is cultureel-mentaal van aard.
B
Feodale verhoudingen zijn sociaaleconomisch van aard. Het hofstelsel is politiek-militair van aard.
C
Feodale verhoudingen zijn cultureel-mentaal van aard. Het hofstelsel is sociaaleconomisch van aard.
D
Feodale verhoudingen zijn politiek-militair van aard. Het hofstelsel is sociaaleconomisch van aard.

Slide 21 - Quizvraag

Op welk terrein lagen de belangrijkste taken van een leenman?
A
Op politiek en juridisch terrein
B
Op militair en cultureel terrein
C
Op religieus en cultureel terrein.

Slide 22 - Quizvraag

Op welk terrein lagen de belangrijkste taken van een leenman?
A
Op politiek en juridisch terrein
B
Op militair en cultureel terrein
C
Op religieus en cultureel terrein.
D
Op militair en religieus terrein.

Slide 23 - Quizvraag

Welk woord verklaart het beste waarom gedurende de vroege Middeleeuwen de groep vrije boeren kleiner werd en de groep horige boeren groter?
A
bescherming
B
armoede
C
bevolkingsgroei
D
bevolkingsafname

Slide 24 - Quizvraag

Twee beweringen:
I Bij het ontstaan van de horigheid is sprake van continuïteit met de late Oudheid, toen het pachtboeren werd verboden hun grond te verlaten.
II In de vroege Middeleeuwen was handel in primaire levensbehoeften de kern en was handel in luxeproducten minder belangrijk.

A
beide zijn juist
B
I is juist, II is onjuist
C
I is onjuist, II is juist
D
beide zijn onjuist

Slide 25 - Quizvraag