Grammatica H5 + H6

Wat gaan we doen vandaag?
Herhalen Hoodstuk 4

Uitleg hoofdstuk 5 
Oefenen; 
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen vandaag?
Herhalen Hoodstuk 4

Uitleg hoofdstuk 5 
Oefenen; 

Slide 1 - Tekstslide

Welke vraag stel je om het lijdend voorwerp (LV) te vinden?
A
Een vraagzin
B
Wie/wat + wg + ow?
C
Wie/wat + pv?

Slide 2 - Quizvraag

Wat is het LV?

Veel jongeren lezen graag de boeken van Carry Slee.
A
Veel jongeren
B
lezen
C
graag
D
de boeken van Carry Slee.

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het LV?

In een pantserwagen voerden de agenten enkele demonstranten af.

Slide 4 - Open vraag

Hoofdstuk 5; meewerkend voorwerp
Klik hier voor het filmpje.

Hoe vind je het meewerkend voorwerp?

Aan/voor wie + ww gez + ond + lv?

Het antwoord op de vraag is het mv. 

Slide 5 - Tekstslide

Welk zinsdeel is het meewerkend voorwerp?

Elke woensdag geeft Stephanie de plantjes op haar kamer water.
A
Geeft
B
water
C
de plantjes op haar kamer
D
Stephanie

Slide 6 - Quizvraag

Wat ga je nu doen?
Blz. 148-149 maken opr. 1,2



timer
10:00

Slide 7 - Tekstslide

Doel van de les 
Aan het einde van de les kun je....

het meewerkend voorwerp in de zin vinden.

de bijwoordelijke bepaling in de zin vinden.

Slide 8 - Tekstslide

Planning
Herhalen H5

Nieuwe stof H6

Slide 9 - Tekstslide

De verdwaalde toerist vroeg de weg aan de politieagent.
Wat is het mv?
A
De verdwaalde toerist
B
vroeg
C
de weg
D
aan de politieagent.

Slide 10 - Quizvraag

Alle aanwezigen zongen voor de jarige een vrolijk welkomstlied.
A
Alle aanwezigen
B
zongen
C
voor de jarige
D
een vrolijk welkomstlied.

Slide 11 - Quizvraag

De stad Amersfoort doneert de speeltuinvereniging jaarlijks subsidie.
A
De stad Amersfoort
B
doneert
C
de speeltuinvereniging
D
jaarlijks subsidie.

Slide 12 - Quizvraag

Hoofdstuk 6; Bijwoordelijke bepaling
Klik hier voor het filmpje 

Bwb geeft antwoorden op vragen als; 
hoever? waar? waardoor? wanneer? met wie? Hoe?

Ook woorden als; niet, zeker, wel, eigenlijk, misschien.. 
kunnen een bwb verraden. 

Slide 13 - Tekstslide

Wat is de bijwoordelijke bepaling in deze zin?

Sommige ouders kopen in de dierenwinkel een huisdier voor hun kind.
A
sommige ouders
B
in de dierenwinkel
C
voor kun kind
D
een huisdier

Slide 14 - Quizvraag

Wat ga je nu doen?
Blz, 178-179 maken opdr. 1,2


timer
15:00

Slide 15 - Tekstslide