LE 1. les 2 opdrachtvoorbeeld

Didactiek les 2 week 40
opdrachtvoorbeeld
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Didactiek les 2 week 40
opdrachtvoorbeeld

Slide 1 - Tekstslide

Beoordeling LE 1: loopt’t lukt’t:

• 2 X een  praktijkbeoordeling lesgeven. Lesgeven op loopt 't lukt 't niveau. 1 X beoordeling door  jouw bpv- begeleider en 1X beoordeling op school door jouw vakdocent. 

• 3 X theorie toetsen (digitaal in lesson up).
• 1 X beoordeling op jouw lesvoorbereiding.

Slide 2 - Tekstslide

even opwarmen
vul op papier het model van Gelder in.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Op de volgende dia staat het beoordelingsformulier van het lesgeven op loopt't en lukt't niveau afgebeeld.
 Je wordt beoordeeld op de volgende punten:
  • aandachtvragen 
  • uitleg van de opdracht
  • observeren
  • de organisatie van de oefening
In deze les gaan wij vooral bezig met:
  • het aandachtvragen en houden
  • het geven van een opdrachtvoorbeeld

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen praktijk
  • je weet hoe je aandacht moet vragen en houden
  • je kan de opdracht kort en duidelijk uitleggen
  • je kan een goed opdrachtvoorbeeld geven
  • je kan je opdracht uitleg en voorbeeld handig organiseren.
  • je kan evalueren met het coachmodel loopt 't,  lukt 't,  leeft 't




Slide 7 - Tekstslide

Leerdoelen theorie en LVB
  • je weet wat  het coachmodel loopt’t, lukt’t, leert’t, leeft inhoud.
  • Je kan op het LVB-formulier de kolom organisatie en begeleiding uitwerken op de volgende punten:
             1. kolom begeleiding de werkvormen: aandachtvragen,                       opdrachtvorm, opdrachtvoorbeeld en observeren
             2. kolom organisatie: plattegrond en legenda 
  • je kan een met het online tekenprogramma  een plattegrond met een organisatietekening maken

Slide 8 - Tekstslide

 praktijk opdracht:
Bereid een oefening voor die je in de praktijkles aan jouw mede studenten gaat geven. De oefening duur 10 minuten. Je geeft les  aan de helft van de klas  op één helft van de zaal. 
Werk alleen de kolommen  begeleiding en organisatie uit van het LVB zoals aangegeven in het voorbeeld.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

“Loopt het, lukt het, leert het en leeft het?”
De volgende methodiek wordt gehanteerd bij het leren lesgeven. 
“Loopt het, lukt het, leert het en leeft het?”
 
Dit zijn vier criteria om een lesverloop te beoordelen. Deze uitgangprincipes worden in de volgende slides nader omschrijven.

Slide 12 - Tekstslide

 Loopt de organisatie naar wens?
De lesgever moet toezien of de organisatie en de regels door de sporters worden begrepen en toegepast.
Een les loopt naar wens als er een prettige werksfeer is, sporters aandachtig bezig zijn, er geen ongelukjes plaatsvinden, de lesgever overzicht heeft en niet te veel lawaai is.

Slide 13 - Tekstslide

Lukt de activiteit?
De lesgever zal de opdracht of opstelling moeten kunnen aanpassen aan het niveau van de deelnemers.
Als alle sporters kunnen deelnemen aan de activiteit kun je zeggen de les voldoet aan dit criterium.

Slide 14 - Tekstslide

Leert elke sporter de bewegingsvorm beter uit te voeren? 
Als een bewegingsvorm naar wens verloopt en het lukt bij alle sporters, dan hebben ze al veel geleerd, maar daarmee is het leerproces nog niet ten einde. 
De leerhulp zal gaan over aanwijzingen, over de uitvoeringswijze, een moeilijker opdracht of een uitbouw van het arrangement.

Slide 15 - Tekstslide

Leeft de activiteit onder de deelnemers? 
Sluit de bewegingsvorm aan bij de beleving van de spelers?

Slide 16 - Tekstslide

Bovenstaande criteria zijn van elkaar afhankelijk. 
Een bewegingsvorm die bij niemand lukt, zal niet naar wens verlopen en een les waarbij de sporters niets leren, zal snel leiden tot verveling. 
Een bewegingsvorm moet eerst lopen en lukken om tot leren te kunnen komen. 
Een ervaren lesgever zal deze vier criteria tegelijkertijd kunnen toepassen tijdens het lesverloop. 
Voor een beginnende lesgever is het moeilijk om de vier criteria gelijktijdig te hanteren. 

Slide 17 - Tekstslide

loopt't
lukt't
leert't
leeft't
is er beleving onder de sporters
oefeningen  op niveau?
is de organisatie naar wens?
kan de sporter de beweging beter uitvoeren?

Slide 18 - Sleepvraag

Leg aan je klasgenoot de volgende stelling uit: Een bewegingsvorm moet eerst lopen en lukken om tot leren te kunnen komen. Voer het daarna in.

Slide 19 - Open vraag

Aandacht vragen en aandacht houden

Lees onderstaande door.

Het zal duidelijk zijn dat als je de aandacht niet hebt en niet houdt, dat er dan weinig van je boodschap overkomt. 
Het is dus belangrijk dat je als lesgever de aandacht van de deelnemers hebt wanneer je een opdracht geeft. 
Veel beginnende lesgevers laten zich ertoe verleiden om met hun praatje te beginnen als ze niet de aandacht van de groep hebben.

Slide 20 - Tekstslide

De belangrijkste richtlijnen om aandacht te krijgen en vast te houden  zijn:


• Wacht zelf met spreken tot de deelnemers stil zijn en controleer voordat je begint of iedereen luistert.


Slide 21 - Tekstslide

Probeer de aandacht van de groep te krijgen door:
 
             o te wachten, te zwijgen
             o zachter te praten
             o de blik van enkele deelnemers te vangen
             o de naam van een niet-oplettende deelnemer hardop te noemen
             o een signaal te geven (fluitje, in je handen klappen, ‘stop’ zeggen,                           iets  verrassends te doen).

Slide 22 - Tekstslide

Probeer de aandacht van de groep vasthouden door:
  • Juiste groepsopstelling. 

De groep staat zo opgesteld dat iedere sporter het kan zien en horen. De sporters staan  niet achter elkaar, niet boven op elkaar. De sporters  hebben voldoende afstand van elkaar).

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Het geven van een opdracht voorbeeld
Het voorbeeld, de demonstratie, neemt van  oudsher in sport- en bewegingssituaties een belangrijke plaats in. Sporters willen eerst weten hoe een beweging eruitziet en hoe je een opdracht moet uitvoeren. Het merendeel van de deelnemers (en zeker kinderen) is visueel ingesteld. Het is dan ook voor de lesgever van het grootste belang om met voorbeelden te werken.

Slide 27 - Tekstslide

criteria opdrachtvoorbeeld
  • De groep staat zo opgesteld dat iedere sporter het kan zien en horen,         niet achter elkaar en met voldoende afstand van elkaar.
  • Bij het voorbeeld spelers in positie zetten, hele opdracht voordoen,(dus     ook het doordraaien)
  • Je laat het begin en eind van de opdracht zien
  • De opdracht meer dan 1X voordoen 
  • Pas stoppen met het voorbeeld als de oefening vloeiend loopt. (geen halfbakken voorbeeld)

Slide 28 - Tekstslide

Feedback in de praktijk
De vorige dia kun je tevens gebruiken bij het feedback geven op de uitvoering van het voorbeeld geven bij het onderling lesgeven

Slide 29 - Tekstslide

beginsituatie
doelstelling
les/training, oefeningen, begeleiding, organisatie
evaluatie
Wat wil ik bereiken?
waar moet ik beginnen?
hoe ga ik mijn les geven?
heb ik mijn doel bereikt?

Slide 30 - Sleepvraag

Beginsituatiev
Doelstelling
Evaluatie
Lesopbouw
Bewegingsvormen
Organisatie
Didactische vormen
Les/training

Slide 31 - Sleepvraag

Voor welke aspecten van het model kan op de evaluatie gevolgen hebben? Let op! Meerdere antwoorden juist
A
op de doelstelling
B
op de begeleiding
C
op de organisatie
D
op de beginsituatie

Slide 32 - Quizvraag

Welk antwoord komt niet voor in het didactisch model van Gelder?
A
de beginsituatie
B
de begeleiding
C
de accommodatie
D
de organisatie

Slide 33 - Quizvraag

welke antwoord hoort niet bij de didactische werkvormen:

A
opdracht uitleggen
B
opruimen
C
observeren
D
opdrachtvoorbeeld geven

Slide 34 - Quizvraag

Op mijn LVB-formulier staan de didactische werkvormen in de kolom begeleiding
A
Goed
B
Fout

Slide 35 - Quizvraag

Als ik mijn sporters observeer sta ik buiten de groep zodat ik iedereen kan zien en loop ik actief rond.
A
goed
B
fout

Slide 36 - Quizvraag

Vaak is het handig om het praatje en het plaatje gelijktijdig toe te passen
A
goed
B
fout

Slide 37 - Quizvraag

wat zijn de criteria voor een goed opdrachtvoorbeeld

Slide 38 - Woordweb

wat betekent een speler in positie zetten bij een voorbeeld

Slide 39 - Woordweb

Hoofdstuk: Evalueren 

Slide 40 - Tekstslide

wat is evalueren?

Slide 41 - Woordweb

Slide 42 - Tekstslide

Evalueren met behulp van het coachmodel
loopt't, lukt't,  leert't,  leeft't.

Slide 43 - Tekstslide

tips en tops geven over de volgende vragen: 
  • Loopt het?  Loopt de organisatie naar wens, worden de regels toegepast?
  • Lukt het? Alle sporters kunnen deelnemen aan de activiteit, ook bij de zwakke bewegers.
  • Leeft het? Sluit de oefening aan bij de beleving van de sporters?

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

vervolgens ga je kijken of het de sporters lukt om de oefening uit te voeren.
- is de opdracht uitvoerbaar
- is de opdracht op niveau, is de oefening niet te makkelijk of te     moeilijk

Slide 46 - Tekstslide

Tot slot. Leeft het?
  • De lesgever kijkt of de bewegingsvorm aansluit  bij de                  beleving van de spelers. 
                 Zetten de spelers zich goed in. Doen zij hun best?  
                 Zijn ze  enthousiast en gemotiveerd?
  • Is de lesgever enthousiast en kan hij de deelnemers                    motiveren?

Slide 47 - Tekstslide


Belangrijk bij de uitleg van een opdracht is dat ieder sporter weet wat hij moet doen en waar hij heen moet. Om het loopt't en lukt't  niveau te behalen en de gegeven les te  evalueren gebruiken wij het volgende model: zie volgende slide.

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Slide 50 - Tekstslide