voorkennis breuken


1 / 24
volgende
Slide 1: Open vraag

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les


Slide 1 - Open vraag

Breuken vermenigvuldigen doe je door:
A
Teller x Noemer
B
Gelijknamig maken
C
Teller x Teller en Noemer x Noemer
D
Delen met omgekeerde

Slide 2 - Quizvraag

Breuken vermenigvuldigen

A
3/8
B
2/15
C
1/15
D
5/6

Slide 3 - Quizvraag

Breuken vermenigvuldigen

A
3/8
B
2/15
C
1/15
D
5/6

Slide 4 - Quizvraag

Bij breuken vermenigvuldigen doe je
A
144
B
453
C
151

Slide 5 - Quizvraag

Ik vereenvoudig de breuk ..... zo veel mogelijk.

De breuk wordt dan
A
1/10
B
1/5
C
5/10
D
2/5

Slide 6 - Quizvraag

1/6 deel van 30
A
18
B
6
C
5
D
12

Slide 7 - Quizvraag

Vereenvoudig de breuk
en haal de helen eruit
als dit kan. Vereenvoudig
zover mogelijk.
1520
A
1205
B
1155
C
131
D
1135

Slide 8 - Quizvraag


574
Breng de helen in de breuk bij
A
3520
B
2035
C
739
D
2820

Slide 9 - Quizvraag

Hoeveel helen zitten er in de breuk?
620
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 10 - Quizvraag

Hoeveel helen zitten
er in de breuk?
620
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 11 - Quizvraag

Helen uit de breuk halen
623=
A
561
B
365
C
4
D
363=321

Slide 12 - Quizvraag

Bij breuken optellen moet je de breuken gelijknamig maken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Breuken optellen



31+31=
A
2/6
B
1/9
C
2/3
D
1/6

Slide 14 - Quizvraag

Breuken optellen

A
104
B
84
C
85
D
87

Slide 15 - Quizvraag


breuken aftrekken:
84
-
41
A
62
B
82=41
C
43
D
181

Slide 16 - Quizvraag

Je kunt ongelijknamige breuken aftrekken

5/7 - 1/4
A
13/28
B
1/2
C
4/3
D
11/26

Slide 17 - Quizvraag


breuken aftrekken
56

41
A
15
B
2018=109
C
2019
D
203

Slide 18 - Quizvraag


breuken aftrekken
56
-
41
A
15
B
2018=109
C
2019
D
203

Slide 19 - Quizvraag

breuken aftrekken


53158
A
Het kan niet
B
105
C
152
D
151

Slide 20 - Quizvraag

Delen door een breuk is hetzelfde als vermenigvuldigen met het omgekeerd
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Bij breuken delen
A
draai je de tweede breuk om en daarna doe je hetzelfde als vermenigvuldigen
B
Noemer keer de noemer en teller keer de teller
C
De noemer keer de noemer en tellers blijven gelijk
D
Noemer keer teller en teller keer noemer

Slide 22 - Quizvraag


breuken delen
A
40/86
B
20/45
C
10/21
D
???

Slide 23 - Quizvraag


breuken delen 2/3 : 3/4
A
8/9
B
5/7
C
6/12
D
1/2

Slide 24 - Quizvraag