Les 1.8 (Halloween) Engels BA leerjaar 1

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Word Order - wat is de juiste volgorde van de zinsdelen?
WIE
DOET
WAT
WAAR
WANNEER

Slide 6 - Sleepvraag

wie
doet
wat
waar
wanneer
Word Order
Carolyn
in summer
walking
on the beach
enjoys

Slide 7 - Sleepvraag

I'm reading a book about a ....... .
A
witch
B
which
C
wits

Slide 8 - Quizvraag

which - witch - with
... lady is the customer ... the complaint?
A
witch / which
B
which / witch
C
which / with
D
with / which

Slide 9 - Quizvraag

Wat geeft 's / s' aan?
A
meervoud
B
bezit

Slide 10 - Quizvraag

Meervoud van:
apple
A
apples
B
apple's
C
applez
D
apple'z

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het meervoud van shorts
A
short
B
shorts
C
short's
D
shorten

Slide 12 - Quizvraag

Those _____ dropped their ______ milk.
enkelvoud: 's
-s = 's of '
meervoud: 's
-s = '
A
girls, mother's
B
girl's, mother's
C
girls, mothers
D
girl's, mothers

Slide 13 - Quizvraag

Pittfalls-> than – then

than = dan (in vergelijkingen)

then = toen, dan (geeft een tijd aan)

Which sentence is correct ?
A
My sister types faster then you do.
B
My sister types faster than you do.

Slide 14 - Quizvraag

your - you're
... damaging ... phone when you handle it like that.
A
Your / you're
B
You're / you're
C
Your / your
D
You're / your

Slide 15 - Quizvraag

Pittfalls: your – you’re


Which sentence is correct ?
A
Your a very dedicated worker.
B
You’re a very dedicated worker.

Slide 16 - Quizvraag

Your / you're
A
I like your earrings.
B
I like you're earrings.

Slide 17 - Quizvraag

Tomorrow I'm going fishing .... I'm going to the zoo. I like fishing more ... visiting the zoo
A
then, than
B
than, than
C
then, then
D
than, then

Slide 18 - Quizvraag

Wat vind je nog lastig en waar wil je extra uitleg over?

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Tekstslide

Wat vind je van mijn Engels lessen en mij als docent?

Slide 21 - Open vraag

Wat kan ik anders doen in mijn lessen en wat vind je fijn tijdens mijn lessen?

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide

This or That
Oefenen voor schrijf examen of Halloween quiz?

Slide 24 - Poll

Om te oefenen:
Schrijfvaardigheid
Opdrachten brief schrijven
en/ of
Spellings opdracht
witch/which- than/then etc.

Want a challenge?
B1- schrijfopdracht

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

timer
1:00
Which words do you associate with Halloween?

Slide 28 - Woordweb


What does the word Halloween come from?
A
All Hallow's Eve
B
All Hail's Eve
C
All Havens Eve
D
All Holy Eve

Slide 29 - Quizvraag


What is not a tradition at Halloween?
A
Trick or treat!
B
Decorating a tree
C
Wearing costumes
D
Carving a pumpkin

Slide 30 - Quizvraag


Halloween comes from Hallow's Eve. 
What do you think 'Hallow' means?
A
Scary
B
Strange
C
Hollow (= empty)
D
Holy (= sacred/heilig)

Slide 31 - Quizvraag


What does 'Trick or treat'mean?
A
'Give me a treat or I will prank you!'
B
'Give me a treat or I will shoot you!'
C
'Give me a treat or I will leave!'
D
'Give me a treat or you are mean!'

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Tekstslide