CKV theater les 1

104:Theater
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
Culturele en kunstzinnige vormingMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

104:Theater

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je tot nu toe gedaan?
- Een kunstautobiografie geschreven
- Geleerd over fotografie en dit toegepast
- Geleerd over film en dit toegepast
- Dit alles beschreven op je blog

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning theater
Les 1: Muziektheater
Les 2: Teksttoneel en Bewegingstheater
Les 3: Madhouse
Les 4: Madhouse
Les 5: Locatietheater en cabaret

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat leer je in deze lessen?
- De verschillende soorten theater
- Over de culturele ontwikkelingen in en rondom Enkhuizen
- Zelf theater spelen

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Muziektheater 
Concert
Opera
Musical



Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen opera en Musical?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Antwoord
In musicals word tijdens het verhaal nog wel gepraat. Bij een opera is dat niet het geval: Opera is kort gezegd een toneelstuk waarin de acteurs niet spreken maar zingen. De muziek in een opera is vaak klassiek en wordt in de regel live begeleid door een orkest of ensemble. Er is een decor, er zijn kostuums en soms zitten er ook stukken ballet in.
In musicals wordt tijdens het verhaal nog wel gepraat. Bij een opera is dat niet het geval: Opera is kort gezegd een toneelstuk waarin de acteurs niet spreken maar zingen. De muziek in een opera is vaak klassiek en wordt in de regel live begeleid door een orkest of ensemble. Er is een decor, er zijn kostuums en soms zitten er ook stukken ballet in.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie , wat , waar


In het theater word vaak gebruik gemaakt van 3 'W's. Ook wel de wie, wat, waar.
Eigenlijk heb je niet meer nodig om een scene te bedenken!

Als je dit zonder script doet noem je dit 'improvisatie'



WIE
Bij de WIE denk je na over de personages die de scene gaan spelen.
Gaat jullie scene over 2 oude dames, een buurman, een politieagent of een bekende filmster of een docent? 
WAT
Bij de WAT gaat het om de handeling, Wat zijn de personages aan het doen? Kijken ze naar een voetbalwedstrijd, eten ze een patatje, of zijn ze de auto aan het repareren?
WAAR
Bij de WAAR gaat het om de locatie van de scene. Speelt de scene zich af in de tuin, op de maan, voetbalveld of tennisvereniging?

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat waren de: Wie, Wat, Waar?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Speel het 'Moordspel'
Stap 1: Kies 4 mensen uit die meedoen.

Stap 2: Speler 2, 3 en 4 gaan naar de gang. Zorg dat ze niets kunnen zien of horen.
De moordenaar, de locatie van de moord en het moordwapen worden aan speler 1 medegedeeld.

Stap 3: Dan wordt speler 2 van de gang gehaald.
Speler 1 beeldt uit wie de moordenaar is, vervolgens de locatie en daarna het moordwapen. Er mag niet gepraat worden, maar er mag wel geluid gemaakt worden. Speler 2 kijkt niet alleen, maar doet alles na.

Elke keer als speler 2 denkt dat hij het weet, geeft hij speler 1 een hand. Dan kan speler 1 doorgaan met het volgende onderdeel. Als speler 1 maar geen hand krijgt, geeft hij zelf een hand als hij niets meer weet.


Stap 4:  Als speler 1 en 2 elkaar drie keer de hand hebben geschud, wordt speler 3 van de gang gehaald. Speler 2 laat nu alles zien aan speler 3.
Als speler 2 en 3 elkaar drie keer de hand hebben geschud, wordt speler 4 van de gang gehaald. Speler 3 laat nu alles zien aan speler 4.

Stap 5: Als 3 en 4 klaar zijn, gaan speler 1 t/m 4 naast elkaar voor de klas staan.
Speler 4 mag als eerste raden: “Wie is de moordenaar?” Als speler 4 het fout heeft, mogen speler 3 en 2 raden. Als het niet geraden wordt, noemt speler 1 het antwoord.
Zo ook met de locatie en het moordwapen.

Slide 13 - Tekstslide

Zorg dat de leerlingen niet té lang doen over het uitbeelden/raden. Soms is juist de verwarring wat zorgt voor hilariteit. 
Volgende les:
Teksttoneel en bewegingstheater

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies