1. Ik hou van snoepjes eten.
2. Jij houdt van superheldenverhalen.
3. U houdt van zingen en dansen
4. Hij houdt van science fictie boeken.
5. Zij houdt van delen met andere personen/mensen.
6. Wij houden van andere talen leren.
7. Jullie houden van tropische vruchten.
8. Zij houden van reizen en feestjes.