Laatste les voor vakantie
1 / 17
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Condensatie is:
A
Water verandert van vaste vorm in vloeibare vorm.
B
Water verandert van vloeibare vorm in gasvorm.
C
Water verandert van gasvorm in vloeibare vorm.
D
Water verandert van vaste vorm in gasvorm.
Slide 3 - Quizvraag
Welke fase-overgang zie je als het vriest?
A
ijs wordt water
B
water wordt ijs
Slide 4 - Quizvraag
Je doet een ijsklontje in een glas limonade.
Wat gebeurt er dan met het ijsklontje?
Wat gebeurt er dan met het ijsklontje?
A
Het ijsklontje gaat afkoelen
B
Het ijsklontje gaat bevriezen
C
Het ijsklontje gaat smelten
D
Het ijsklontje gaat stollen
Slide 5 - Quizvraag
De fase-overgang van vloeibaar naar gas noem je .
A
condenseren
B
verdampen
Slide 6 - Quizvraag
Mist is waterdamp die in de koudere lucht is gecondenseerd.
Voordat de waterdamp condenseerde tot mist, kon je de waterdamp
Voordat de waterdamp condenseerde tot mist, kon je de waterdamp
A
wel zien
B
niet zien
Slide 7 - Quizvraag
Hoeveel van je lichaam bestaat uit water?
A
Een heel klein gedeelte
B
Een derde deel
C
Twee derde deel
D
De helft
Slide 8 - Quizvraag
Waarvoor heb jij vandaag water gebruikt? Schrijf drie dingen op.
Slide 9 - Open vraag
Waarom gebruikte Celsius kokend water voor het streepje bij 100?
Slide 10 - Open vraag
Een glaasje water.
Welke fase is dit van water?
Welke fase is dit van water?
A
Vloeibaar
B
Gas
C
Vast
Slide 11 - Quizvraag
Sneeuw is een vorm van water.
In welke fase is het water in een sneeuwvlok?
In welke fase is het water in een sneeuwvlok?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas
Slide 12 - Quizvraag
Bij welke temperatuur kookt water, en wat gebeurt er dan met het water?
A
100 graden Celsius en condenseren
B
100 graden Celsius en verdampen
C
0 graden Celsius en verdampen
D
100 graden Celsius en sublimeren
Slide 13 - Quizvraag
Het vriespunt van water is hetzelfde als het smeltpunt van water
A
Waar
B
Niet waar
