1.2 Kopen is kiezen?

Week 37 (vanaf 12 september)
Pincode Hoofdstuk 1.  Geld moet rollen
  1. Waar heb jij behoefte aan?
  2. Kopen is kiezen?
  3. Heb je geld nodig om te ruilen?
  4. Wat is produceren?
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Week 37 (vanaf 12 september)
Pincode Hoofdstuk 1.  Geld moet rollen
  1. Waar heb jij behoefte aan?
  2. Kopen is kiezen?
  3. Heb je geld nodig om te ruilen?
  4. Wat is produceren?

Slide 1 - Tekstslide

Uitgaven
  1. Vaste lasten                          (zoals huur/hypotheek, energie, verzekeringen)
  2. Huishoudelijke uitgaven (zoals boodschappen en persoonlijk verzorging)
  3. Incidentele uitgaven         (meestal reserveer = sparen je daarvoor)

Slide 2 - Tekstslide

Inkomen
  1. Inkomen uit arbeid (zoals loon en salaris)
  2. Inkomen uit bezit (zoals rente, huur en winst)
  3. Overdrachtsinkomen (inkomen zonder tegenprestatie zoals zakgeld of uitkering)

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Begroting
Om zicht te krijgen in je mogelijkheden om je geld te besteden, maak je een begroting.

 

Totaal      € 119,50                  Totaal        €  67,50

Slide 5 - Tekstslide

Omrekenen maand en week
Om bedragen te kunnen vergelijken reken je ze eerst om naar dezelfde periode. Omrekenen van week naar maand of van maand naar week doe je met behulp van de volgende formules:



  • Wat?            opgave 20a (pagina 14) maak een begroting van een 14-jarige scholier
  • Hoe?            samen met je buurman/vrouw
  • Hulp?           docent loopt rond
  • Tijd?             5 minuten
  • Uitkomst? hoeveel euro komt deze scholier tekort?
  • Klaar?         opgave 20b en c

Slide 6 - Tekstslide

Maken:
Vanaf bladzijde 12 opdracht 14 tot en met opdracht 19

Slide 7 - Tekstslide

Budgetlijn
1. Je hebt een beltegoed van € 10. Je kunt hiermee bellen voor € 0,25 per minuut
of sms’en voor € 0,10 per bericht. Schrijf de formule uit en teken de budgetlijn.
  • 10 = 0,25x + 0,10y          waarbij x = aantal minuten bellen en y = aantal sms'jes

2. De prijs van bellen daalt met € 0,05 per minuut. Schrijf de formule uit en
teken de budgetlijn.
  • 10 = 0,20x + 0,10y          waarbij x = aantal minuten bellen en y = aantal sms'jes

3. De prijs van bellen daalt niet, maar je budget voor je beltegoed daalt met 20%.
Schrijf de formule uit en teken de budgetlijn.
  • 8 = 0,25x + 0,10y           waarbij x = aantal minuten bellen en y = aantal sms'jes


Slide 8 - Tekstslide

Budgetlijn
Een budgetlijn kan helpen bij het maken van een keuze tussen het aantal van 2 producten bij een gegeven inkomen. Een budgetlijn teken je met behulp van de volgende formule:

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Wat is een incidentele uitgave?
A
kapper
B
supermarkt
C
fietsreparatie
D
hypotheek

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een inkomen uit bezit?
A
loon
B
rente
C
zakgeld
D
uitkering

Slide 12 - Quizvraag

Je ouder(s)/verzorger(s) krijgen € 100 per kwartaal kinderbijslag. Hoeveel is dat per week?
A
€ 6,27
B
€ 7,69
C
€ 8,33
D
€ 9,14

Slide 13 - Quizvraag

Je beltegoed is € 25. Bellen kosten € 0,10 per minuut en sms'en € 0,05 per bericht. Stel dat ik 200 minuten bel, hoeveel sms'jes kun je dan nog versturen?
A
25 sms'jes
B
50 sms'jes
C
100 sms'jes
D
200 sms'jes

Slide 14 - Quizvraag

Leerdoelen H1. Geld moet rollen
Kleuren:
rood ik weet nog weinig tot niets van dit leerdoel
oranje ik beheers dit leerdoel nog onvoldoende, maar weet er al wel iets van
groen ik beheers dit leerdoel voldoende
blauw ik beheers dit leerdoel goed zodat ik het een ander kan uitleggen

Slide 15 - Tekstslide

Maakwerk voor de volgende keer



Opgaven 14, 17, 19, 20, 21, 23, 27, 28 en 29

Slide 16 - Tekstslide