Thema 5 Ecologie quiz

Thema Ecologie 
Herhaling
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Thema Ecologie 
Herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Een organisme = een levend wezen
A
juist
B
onjuist

Slide 2 - Quizvraag

Ecologie 

Ecologie is hoe organismen met elkaar samenleven en hoe ze leven in hun omgeving 

Slide 3 - Tekstslide

Maak steeds de juiste keuze:
biotisch / abiotisch
wind
A
biotisch
B
abiotisch

Slide 4 - Quizvraag

Maak steeds de juiste keuze:
biotisch / abiotisch
regen
A
biotisch
B
abiotisch

Slide 5 - Quizvraag

Maak steeds de juiste keuze:
biotisch / abiotisch
drijvende vis
A
biotisch
B
abiotisch

Slide 6 - Quizvraag

factoren
je hebt abiotische factoren en biotiche factoren.

abiotische factoren komen uit de levenloze natuur en biotiche factoren uit levende en dode natuur.

Slide 7 - Tekstslide

Biotisch
Abiotisch
Wind
Lucht
Zuurstof
Water
Grond
Roofvijanden
Soort
genoten
Plant
Bacterie
Voedsel

Slide 8 - Sleepvraag

INDIVIDU
POPULATIE
ECOSYSTEEM

Slide 9 - Sleepvraag

Niveaus in de ecologie



Individu


Individu

Slide 10 - Tekstslide

Populatie
populatie is een groep individuen  in een bepaald (leef)gebied.
Een kudde olifanten.


Slide 11 - Tekstslide

Ecosysteem= gebied en alle populaties dieren en planten daarin.

Slide 12 - Tekstslide

Een koe in een weiland
A
Individu
B
Levensgemeenschap
C
populatie
D
ecosysteem

Slide 13 - Quizvraag

Alle madeliefjes in een weiland
A
Individu
B
ecosysteem
C
populatie

Slide 14 - Quizvraag

Voedselweb of voedselketen?
A
Voedselweb
B
Voedselketen

Slide 15 - Quizvraag

Voedselweb of voedselketen?
A
Voedselweb
B
Voedselketen

Slide 16 - Quizvraag

Een voedselketen begint ALTIJD met een :
A
dier
B
schimmel
C
bacterie
D
plant

Slide 17 - Quizvraag


Een juiste voedselketen is:
A
konijn -> havik -> vos
B
gras <- konijn <- vos
C
gras -> konijn -> vos
D
vos -> konijn ->gras

Slide 18 - Quizvraag

Voedselketen
Pijltje staat voor: 
Wordt gegeten door



elk organisme noem je een SCHAKEL

Slide 19 - Tekstslide

Consument
Producent
Reducent

Slide 20 - Sleepvraag

voedselrelaties
Producenten = planten

Consumenten = dieren (planten eters, vleeseters, alleseters, afvaleters)

Reducenten = bacterien en schimmels

Slide 21 - Tekstslide

wat is een consument?
A
een organisme dat voedsel maakt
B
een organisme dat voedsel eet

Slide 22 - Quizvraag

zoolganger  teenganger    hoefganger

Slide 23 - Tekstslide

Een voorbeeld van een hoefganger is...
A
Een kat
B
Een beer
C
Een paard
D
Een mens

Slide 24 - Quizvraag

Een voorbeeld van een teenganger is...
A
Een kat
B
Een beer
C
Een paard
D
Een mens

Slide 25 - Quizvraag

Een voorbeeld van een zoolganger is...
A
Een kat
B
Een beer
C
Een paard
D
Een mens

Slide 26 - Quizvraag

Het lichaam van dit dier is
A
Gestroomlijnd
B
Gewatervormd

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Tekstslide

Welke dieren zijn gestroomlijnder?
A
land dieren
B
water dieren

Slide 29 - Quizvraag

Wat is zijn aanpassingen bij planten om uitdroging te voorkomen?
(twee antwoorden zijn goed)
A
Grote, platte bladeren
B
Kleine, dikke bladeren
C
een klein wortelstelsel
D
een groot wortelstelsel

Slide 30 - Quizvraag





Welke aanpassingen zie je aan dit dier?

Slide 31 - Woordweb

Welke aanpassingen zie je bij deze plant?

Slide 32 - Open vraag