Rekenen met tijd
1 / 22
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
8 uur = ..... minuten
( vul alleen het getal in )
( vul alleen het getal in )
Slide 5 - Open vraag
6.5 uur = ..... minuten
( vul alleen het getal in )
( vul alleen het getal in )
Slide 6 - Open vraag
120 seconden = ..... minuten
( vul alleen het getal in )
( vul alleen het getal in )
Slide 7 - Open vraag
90 seconden = ..... minuten
( vul alleen het getal in )
( vul alleen het getal in )
Slide 8 - Open vraag
5 kwartier = ..... minuten
( vul alleen het getal in )
( vul alleen het getal in )
Slide 9 - Open vraag
510 minuten = ..... uur
( vul alleen het getal in )
( vul alleen het getal in )
Slide 10 - Open vraag
150 minuten = ..... uur
( vul alleen het getal in )
( vul alleen het getal in )
Slide 11 - Open vraag
16 kwartier = ..... uur
( vul alleen het getal in )
( vul alleen het getal in )
Slide 12 - Open vraag
12 kwartier = ..... uur
( vul alleen het getal in )
( vul alleen het getal in )
Slide 13 - Open vraag
10 kwartier = ..... uur
( vul alleen het getal in )
( vul alleen het getal in )
Slide 14 - Open vraag
De verlenging bij een voetbalwedstrijd duurt 20 minuten.
Hoeveel seconden is dit?
Hoeveel seconden is dit?
Slide 15 - Open vraag
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Sanne weegt 3,365 kg watermeloen af.
Watermeloen kost € 0,89 per kg. Sanne betaalt met contant geld.
Hoeveel moet Sanne betalen?
Watermeloen kost € 0,89 per kg. Sanne betaalt met contant geld.
Hoeveel moet Sanne betalen?
Slide 18 - Open vraag
Bas weegt 2,752 kg aardappelen af.
1 kg aardappelen kost € 1,39. Bas pint het bedrag.
Hoeveel moet Bas betalen?
1 kg aardappelen kost € 1,39. Bas pint het bedrag.
Hoeveel moet Bas betalen?
Slide 19 - Open vraag
Hoeveel dagen en uren zitten er in 75 uur?
Slide 20 - Open vraag
Hoeveel uren en minuten zitten er in 215 minuten?
