Administratie blok 1

Administratie blok 1
Boekhouden in het dagboek
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
Economie & OndernemenMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3,4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Administratie blok 1
Boekhouden in het dagboek

Slide 1 - Tekstslide

Boekhouding:
Precies bijhouden wat de uitgaven en inkomsten zijn. (financiële gegevens)

Alle financiële feiten worden in de boekhouding geregistreerd via het grootboek of het dagboek.

Slide 2 - Tekstslide

Dit is de basis van de belastingaangifte. De Belastingdienst eist dat een ondernemer alle boekingsstukken netjes bewaart, minimaal zeven jaar.

Slide 3 - Tekstslide

Boekingsstuk: 
het bewijsstuk van een financieel feit. De meest voorkomende boekingsstukken zijn:

facturen; (inkoop- verkoop-, kostenfactuur) 
kasbewijzen; (kassabon, opname-, stortingbewijs) 
bankafschriften;
interne boekingsstukken. (voor eigen boekhouding)



Slide 4 - Tekstslide

Jij werkt bij All sports
Verkoopfactuur
Inkoopfactuur
Kostenfactuur

Slide 5 - Sleepvraag

Kwitantie
Kassabon

Slide 6 - Sleepvraag

Bankafschrift
Interboekingsstuk
Opnamebewijs

Slide 7 - Sleepvraag

Dagboeken: 
gebruik je als je op de administratie van een bedrijf veel dezelfde boekingsstukken moet verwerken.

Het eindresultaat van een dagboek verwerk je in het grootboek.

Slide 8 - Tekstslide

Soorten dagboeken:
inkoopboek: inkoopfacturen die je ontvangt van een leverancier;
verkoopboek: verkoopfacturen die je opstuurt naar de klant;
kasboek: overzicht van ontvangsten en uitgaven via kas;
bankboek: betalingen en ontvangsten per bank (bankafschriften).

Slide 9 - Tekstslide

BTW = Omzetbelasting

Over ieder product dat je koopt, betaal je btw. Dit btw-bedrag is niet voor de verkoper. De verkoper moet de btw die is ontvangen, afdragen aan de Belastingdienst.

Btw-tarieven
21% (algemeen tarief - luxe artikelen
9% (verlaagd tarief - voedingsmiddelen/water/boeken/gas
0% als je goederen aan het buitenland levert

Slide 10 - Tekstslide

Te betalen omzetbelasting:
Omzetbelasting van klanten ontvangen --> afdragen aan de belastingdienst

Te vorderen omzetbelasting:
Bedrijf betaald zelf omzetbelasting over alle goederen en diensten die hij inkoopt --> terug krijgen van de belastingdienst

Slide 11 - Tekstslide

Fietsenhandelaar Le Vélo koopt een fiets in bij groothandel De Fietscentrale. De fiets heeft een inkoopwaarde van € 700. Er komt 21% BTW bij.
Wat betaald Fietsenhandelaar Le Vélo aan de groothandel?
A
847
B
14,70
C
147
D
84,70

Slide 12 - Quizvraag

Fietsenhandelaar Le Vélo koopt een fiets in bij groothandel De Fietscentrale. De fiets heeft een inkoopwaarde van € 700. Fietsenhandelaar Le Vélo betaalt:

de waarde van de fiets: € 700;
21% omzetbelasting over het inkoopbedrag voor de fiets, dat is € 147.

In totaal betaalt fietsenhandelaar Le Vélo een bedrag van € 847 aan De Fietsencentrale. Fietsenhandelaar Le Vélo mag van de belastingdienst € 147 terugvragen.


Slide 13 - Tekstslide

Fietsenhandelaar Le Vélo verkoopt een fiets aan een klant. De fiets heeft een verkoopwaarde van € 1.000.

De omzetbelasting over de verkoopwaarde van de fiets is 21%.
Wat betaald de fietsenhandelaar aan omzetbelasting?
A
173,55
B
210
C
212
D
1210

Slide 14 - Quizvraag

Fietsenhandelaar Le Vélo verkoopt een fiets aan een klant. De fiets heeft een verkoopwaarde van € 1.000.

De omzetbelasting over de verkoopwaarde van de fiets is 21%. Dus dat is 21% van € 1.000 is € 210.
In totaal betaalt de klant aan fietsenhandelaar Le Vélo een bedrag van € 1.210.
Fietsenhandelaar Le Vélo moet aan de belastingdienst € 210 afdragen. Dit is omzetbelasting die hij van de klant heeft ontvangen.


Slide 15 - Tekstslide

Tijdens het inkopen van de fiets betaalde hij: € 147,00.
Tijdens de verkoop van de fiets ontving hij: € 210,00.

Moet er BTW afgedragen of wordt er BTW ontvangen?
A
€ 63,00 afdragen
B
€ 63,00 ontvangen

Slide 16 - Quizvraag

BTW
fiets ingekocht - fiets verkocht = .......
€ 147,00 - € 210,00 = € -63,00
BTW: afdragen!

Slide 17 - Tekstslide

Innovatie: 
vernieuwing. Of eigenlijk: verbetering door vernieuwing.

Innovatie zorgt voor verandering van de arbeidsomstandigheden. Zwaar werk wordt lichter door het gebruik van machines en andere hulpmiddelen.

Slide 18 - Tekstslide

Automatisering en mechanisering zijn belangrijke soorten innovatie.
Wat zijn de juiste omschrijvingen?
A
Bij automatisering krijgen medewerkers betere machines om het werk uit te voeren. Bij mechanisering wordt al het werk van de werknemers overgenomen door machines.
B
Automatisering wordt al het werk van de werknemers overgenomen door machines. Bij mechanisering krijgen medewerkers betere machines om het werk uit te voeren.

Slide 19 - Quizvraag

Automatisering en mechanisering zijn belangrijke soorten innovatie.

Automatisering wordt al het werk van de werknemers overgenomen door machines.

Bij mechanisering krijgen medewerkers betere machines om het werk uit te voeren.

Slide 20 - Tekstslide