Week 12 Nederlands 3 havo

Nederlands 3 havo week 12
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands 3 havo week 12

Slide 1 - Tekstslide

Afspraken in de les




  • Je hebt je spullen op orde. Je hebt bij je: Kern (Nederlands lesboek), een schrift, een leesboek en pen/papier.
  • Spullen niet op orde: BV op Magister. 
  • Huiswerk niet op orde: HV op magister (ook als je huiswerk voor een deel af is).
  • Mobiele telefoons => bij start van de les in je tas. Een mobiele telefoon is alleen toegestaan als de docent het aangeeft.
  • Twee keer waarschuwen moet voldoende zijn! Zo niet, na de les bij de docent melden en dan maken we een afspraak hoe het in het vervolg beter kan in de les.

Slide 2 - Tekstslide

Maar eerst...
 even ontspannen met een goed boek!

Slide 3 - Tekstslide

PTD rapportperiode 3 













Herhaling taalverzorging (spelling totaal)

45 min

(1x)

NEE

104

SO

Boekentoets (2 boeken)

45 min

VK

NEE


Nr.
Toets-vorm
Leerstof/  Leerdoel
Tijd
Weging
Her-
kans
301
Proefwerk
Leesvaardigheid totaal
2,3, 4, 17, 18, 19, 32 en 34
90 
3
Nee
302
SO
Grammatica
45 min
1
Nee
303
Presentatie
Fictie, theorie en 2 boeken
10 min
1
Nee

Slide 4 - Tekstslide

Volgt z.s.m. 

Slide 5 - Tekstslide

Week 12 20 maart t/m
24 maart 2023

  • Boekenlijst: zie mail. Let op: je gekozen boeken moeten op de lijst staan!
  • nifyu - LessonUp
  • Alle communicatie via magister.
  • Theorie argumentatie: zie samenvatting periode 2.
  • Vervolg leesvaardigheid
  • Proefwerk: datum volgt. Waarschijnlijk 11/4 of 12/4

Slide 6 - Tekstslide

Weektaak 12
Lees het artikel op bladzijde 132 

Maak opdracht 7 t/m 9 op bladzijde 133. Klaar?
Lees de theorie op bladzijde 138 
 
Maak opdracht 1 en 2 op bladzijde 139. Klaar? Pak je leesboek






Slide 7 - Tekstslide

Leerdoelen
Deze week:

  • leer je hoe je argumenten moet beoordelen

Slide 8 - Tekstslide

Uitleg theorie
Op de volgende dia's wordt de lesstof van deze week behandeld.

Slide 9 - Tekstslide

32. Argumenten beoordelen (p. 130)

Slide 10 - Tekstslide

32. Argumenten beoordelen (p. 130)

Slide 11 - Tekstslide

32. Argumenten beoordelen (p. 130)

Slide 12 - Tekstslide

32. Argumenten beoordelen (p. 130)

Slide 13 - Tekstslide

32. Argumenten beoordelen (p. 130)

Slide 14 - Tekstslide

32. Argumenten beoordelen (p. 130)

Slide 15 - Tekstslide

32. Argumenten beoordelen (p. 130)

Slide 16 - Tekstslide

Evaluatie
  • Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald?

  • leer je hoe je argumenten moet beoordelen.

Slide 17 - Tekstslide

Weektaak 11
Lees de theorie op bladzijde 130 over de beoordeling van argumenten.

Maak opdracht 1 t/m 5 op bladzijde 131. Klaar?
Lees de theorie op bladzijde 133 
 
Maak opdracht 7 t/m 9 op bladzijde 131. Klaar? Pak je leesboek






Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 1 bladzijde 131
a Bijvoorbeeld: Dat vind ik, omdat er in de stad voor jongeren meer te doen is dan op het platteland.
 b Bijvoorbeeld: Dat vind ik niet, want er komen nog steeds heel veel mensen in bibliotheken die er met plezier gebruik van maken.
 c Bijvoorbeeld: Dat vind ik, omdat je ze meer helpt door geld te geven aan organisaties die de bedelaars helpen om niet meer op straat te hoeven bedelen.

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 2 bladzijde 131
Bijvoorbeeld: Een mogelijk argument voor standpunt a is ‘omdat je in steden geen goede scholen hebt’. Dit is echter onjuist, als je allerlei scholentesten bekijkt, dus het is geen goed argument.
  Een mogelijk argument voor standpunt b is ‘omdat bibliotheken vaak op een centrale plek in een stad gehuisvest zijn, een plek die je beter anders kunt gebruiken’. Dit is echter ongeldig, want het argument gaat niet over de overbodigheid van bibliotheken, dus het is geen goed argument.
  Een mogelijk argument voor standpunt c is ‘omdat bedelaars altijd stinken’. Dit is echter onjuist (als je de proef op de som neemt) en ongeldig (lichaamsgeur en geld geven heeft weinig met elkaar te maken), dus het is het geen goed argument.

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 3 bladzijde 131
a Bijvoorbeeld: Argument 1 = niet-feitelijk, argument 2 = juist, argument 3 = onjuist, argument 4 = juist, 5 = juist.
 b Bijvoorbeeld: Argument 1 = ongeldig, argument 2 = geldig, argument 3 = ongeldig, argument 4 = geldig, argument 5 = geldig.

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht 3 bladzijde 131
c Argument 1: Het is geen feit maar een waardeoordeel. Dat kan niet waar of onwaar zijn. Het is geen geldig argument: het argument dat kunst goed voor je is, gaat niet over de vraag of kunst gelukkig maakt.
Argument 2: Onderzoek laat zien dat kunst, bijvoorbeeld literatuur, mensen empathischer maakt en beter in staat stelt zich in een ander te verplaatsen.
Argument 3: Of dit juist is, hangt ervan af wie je buurman is. Het is geen geldig argument omdat het een te snelle conclusie is. Een enkel voorbeeld is niet genoeg om een algemene uitspraak zoals het standpunt te doen.

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht 3 bladzijde 131
Argument 4: Het is juist, wetenschappelijk onderzoek toont het inderdaad aan. Het is geldig, want het argument heeft daadwerkelijk betrekking op het standpunt.
Argument 5: Het is juist en onderzoek laat zien dat creativiteit belangrijk is bij het maken van keuzes. Wie goede keuzes maakt, zal gelukkiger zijn. Het is dus ook een geldig argument: het heeft betrekking op het standpunt.

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht 3 bladzijde 131
d Bijvoorbeeld: Ik ben het met het standpunt eens en ik vind standpunt 2 het meest overtuigend. Ik denk namelijk dat je er gelukkiger van wordt als je de wereld en mensen om je heen beter begrijpt.
  Of: Ik ben het niet met het standpunt eens, omdat ik denk dat je ook een gelukkig mens kunt worden als je niet met kunst in aanraking komt, waardoor ik kunst dus niet zie als essentieel om gelukkig te worden.

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht 4 en 5 bladzijde 131
Er zitten geen cirkelredeneringen tussen. 

5 Argument 3 is een voorbeeld van een te snelle conclusie, omdat het slechts om één specifiek geval gaat. Daaruit kun je geen conclusies trekken over het verband tussen kunst en geluk in het algemeen.

Slide 25 - Tekstslide

OK!
Als je hier bent aangekomen, dan heb je je weektaak Nederlands afgemaakt!!!
 

Slide 26 - Tekstslide