F3 - 4.2+4.5 - Four forms of the future

4 forms of the future
  • Will
  • To be going to
  • Present continuous
  • Present simple 
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

4 forms of the future
  • Will
  • To be going to
  • Present continuous
  • Present simple 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

FUTURE Hopefully, I ........ my grammar test.
A
am passing
B
will pass
C
would pass
D
am going to pass

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

FUTURE My bus is delayed.
I ...... too late at the airport.
A
am
B
will be
C
am going to be
D
shall be

Slide 3 - Quizvraag

Vanwege de vertraging van je bus heb je nu aanleiding om aan te nemen dat je te laat gaat komen.
FUTURE What ...... he ..... tonight at 10pm?
A
will do
B
will have done
C
will be doing
D
will be

Slide 4 - Quizvraag

Het is een beslissing die je op dit moment maakt. Daarbij hoort het gebruik van will.
FUTURE:
The Glastonbury festival ....... at 1 o'clock this Friday.
A
will start
B
is starting
C
is going to start
D
starts

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

4 forms of the future
  • Will (future simple)
  • To be going to
  • Present continuous
  • Present simple 
Did you get all four correct? Read when to use which future form in the next slides. Then practice some more.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Future tenses
1. I will clean the kitchen. / Shall I clean the kitchen?
aanbod/belofte, aankondiging/besluit, voorspelling geen bewijs
2. She is going to visit her grandparents next week.
van plan zijn om, voorspelling met bewijs, afspraak
3. They are taking the five o’clock train
Afspraken in nabije toekomst, tijd en/of plaats staan al vast.
4. Our English lesson today ends at 11.50.



Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Will + infinitive (future simple)

Examples:
- I will bring you home after the party.
- I will go swimming if the sun shines tomorrow.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Use future with "will": 
- als iets in de toekomst zal gebeuren.
- een voorspelling 
- een belofte/aanbod op het moment van spreken.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Use future with "will": 
-simple - Shall I open a window?
-continuous - He will be cleaning his room at 5 p.m.
-perfect - We'll have finished lunch by then.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

To be (am/is/are) going to + hele ww

Examples:
- I am going to visit my grandparents tomorrow.
- Look outside! It is going to rain!

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Use future with "to be going to":
- Als je iets van plan bent (er is nog niets vastgelegd!)
- Voorspellingen waar je bewijs voor hebt

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Use future with "Present Continuous" (am/is/are + ww + ing):
- er is al een afspraak is gemaakt/iets is vastgelegd.
- iets gaat binnenkort gebeuren.

Behalve voor de toekomst gebruik je de present continuous ook om:
- aan te geven dat iets NU aan de gang is
- aan te geven dat iets IRRITANT is (you are always picking your nose)

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Use future with "Present Simple": 
(hele ww zonder to/ bij she/he/it +S)
- Dingen die volgens een vaste tijdsplanning verlopen (bijvoorbeeld een dienstregeling of een rooster).
- Na sommige woorden die iets met de toekomst te maken hebben

Je gebruikt de present simple ook:
- om aan te geven dat iets vaker voorkomt (of nooit) of een gewoonte is
- bij werkwoorden die iets te maken hebben met de zintuigen (smell, taste, sound etc)

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk vorm van de future gebruik je bij dingen die je van plan bent?
A
will / won't
B
to be going to
C
present continuous
D
present simple

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk vorm van de Future gebruik je bij afspraken die al gepland staan?
A
will / won't
B
to be going to
C
present continuous
D
present simple

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

FUTURE Which sentence fits best?
A
I think it will rain in a couple of minutes.
B
It looks as if it is going to rain soon.
C
It is raining in 5 minutes.
D
It rains every day.

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

FUTURE Choose the correct answer.
I have to go now. The course _____ at eight o'clock.
A
will start
B
starts

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1. Will / Shall + hele ww
  • Nog geen plan
  • Besluit, aanbod, belofte, aankondiging.      
  • Vraag/voorstel: Shall I / we     Will she / he   
I will clean my room this weekend, I promise!
He will go to the dentist (eventually).
Shall I buy you a drink?

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. To be going to + hele ww
  • er is een plan, maar nog geen afspraak
  •  voorspelling met bewijs

I am going to visit my uncle next week.
It isn't going to rain. Look at the blue sky!

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Present Continuous 
(to be + hele ww + ing)

  • Het is geregeld of voorbereid.
  • Het gaat zeker gebeuren
  • Afspraak is afspraak!
I am celebrating my birthday tomorrow.
Ron is meeting his sister at 10 o'clock this Saturday.
I am leaving for Paris next month.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Present Simple 
Voor feiten en gewoontes, maar ook voor dingen in de toekomst met een vast rooster.
to arrive, to end, to start, to begin, to close, to depart, to finish, to leave, to open.
  • The train departs at 9 o'clock.
  • The shop closes in 15 minutes.
  • The match finishes at half past four.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Present Simple
  • What time does the museum open?
  • When do classes start?
  • When does the tour end?
  • The museum doesn't open until 9 a.m.
  • Classes don't start on Monday, but on Tuesday.
  • The tour doesn't end for another year.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4 ways to use the Future tense
Present simple
fixed time 
(volgens rooster)
The bus leaves at 6.
Present continuous
dingen gaan zeker gebeuren
I'm leaving for Paris tomorrow.
to be going to
plan gemaakt, afspraak nog niet
We're going to watch 
a film this weekend.
will/shall
nog geen plan
je doet een voorstel
She'll become a lawyer once.
Shall I bring you a drink?
What will they have completed by now?

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengevat
Vier manieren om de toekomende tijd aan te geven:
  1. Present simple: volgens een (tijd)schema/rooster
  2. Present continuous: gaat zeker gebeuren, is geregeld.
  3. To be going to: plan of voorspelling met bewijs
  4. Will: belofte, besluit, aanbod of voorspelling zonder bewijs

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

fill in the future
I promise I _____ (call) you tonight
A
am going to call
B
will call
C
call

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Those boxes look heavy, I _ (help) you carry them.

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je hebt een feestje georganiseerd voor volgende week. Welke vorm van de future gebruik je?
A
We have a party next week.
B
We are having a party next week.
C
We will have a party next week.
D
We are going to have a party next week.

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

School __ (start) at 8 am so they'll need to get up early.

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de juiste vorm van de future in:
Look at those clouds! It ....... (rain)
A
will rain
B
is going to rain
C
is raining
D
rains

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

___ we ___ (organise) a barbecue in the garden?

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

When do you use the future tense with will?
A
When you talk about your plans in the future
B
When you promise something about the future.

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We ___ (spend) our holiday in Spain next summer.

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

future
The night club _____ (close) at six in the morning
A
is going to close
B
will close
C
closes

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Janet ___ (not come) to our party. She's too busy.

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Match the example to the name 
Present simple
Present continuous
Future with will
Future with going to
Future continuous
I'm going to study really hard for this test
This time next week I will be lying on the beach
The summer holiday starts on the 24th of July. 
Hang on, I'll help you with that. 
My sister is getting married next week. 

Slide 36 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Match the use to the name 
Present simple
Present continuous
Future with will
Future with going to
Future continuous
Dingen die al vaststaan, door een ander geregeld. 
Dingen die op een bepaald moment in de toekomst bezig zullen zijn 
Beloftes, voorspellingen zonder bewijs, dingen die je nu beslist en meteen gaat doen. 
Gebeurtenissen in de toekomst waarvoor al dingen geregeld / afgesproken zijn 
Plannen zonder dat er iets geregeld is, voorspellingen met bewijs

Slide 37 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which form of the future is correct here?
A
Do you think she is going to come soon?
B
Do you think she will come soon?

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the right form of the future.
I (meet) him at seven at the cinema.
A
will meet
B
am going to meet
C
'm meeting
D
meet

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which form of the future is correct here?
A
In the new year I'm going to stop eating so much junk.
B
In the new year I will stop eating so much junk.

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which form of the future should be used here?
A
She has a yoga class tomorrow morning.
B
She is having a yoga class tomorrow morning.

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fill in a form of the future:
Look at the sky! It ____ (rain) soon!
A
will
B
going to rain
C
will rain
D
is going to rain

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fill in the correct form of the future: School _________ at 15.55 pm.
A
ends
B
is ending
C
will end
D
is going to end

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which form of the future is correct here?
A
My grandparents visit us this Easter.
B
My grandparents are visiting us this Easter.

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fill in a form of the future:
I promise, I ____ (be) on time.
A
will
B
am going to
C
will be
D
am going to be

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Shall/ will + verb:
Gaat de actie zeker door bij de future in deze form?
A
Nee (niet waarschijnlijk)
B
Ja (waarschijnlijk)

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

  • Open the self-test for unit 4 via magister/leermiddelen/Engels
  • Practice the words and irregular verbs via quizlet and of course your book!
  • Good luck!

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies