Oefenvragen 5v midden oosten en kenmerkende aspecten

Wat wordt bedoeld met zionisme?
A
Joods nationalisme
B
het willen bereiken van de berg Zion
C
het streven van Joden om terug te keren naar Palestina
D
aanvallen op joodse mensen en hun bezittingen
1 / 39
volgende
Slide 1: Quizvraag
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Wat wordt bedoeld met zionisme?
A
Joods nationalisme
B
het willen bereiken van de berg Zion
C
het streven van Joden om terug te keren naar Palestina
D
aanvallen op joodse mensen en hun bezittingen

Slide 1 - Quizvraag

Wie wordt gezien als de grondlegger van het zionisme?
A
Mustafa Kemal
B
Alfred Dreyfus
C
Chaim Weizmann
D
Theodor Herzl

Slide 2 - Quizvraag

De Arabische wereld werd in 1919 verdeeld tussen:
A
Engeland en Frankrijk
B
De Verenigde Staten en Engeland
C
Rusland, Engeland en Frankrijk
D
Turkije, Frankrijk en Engeland

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de relatie tussen zionisme en nationalisme?

A
Door het groeiende zionisme groeide in Europa het nationalisme. Hierdoor namen de pogroms toe
B
Ook onder Joden ontstond er nationalisme. Joods nationalisme noem je zionisme
C
Door het groeiende nationalisme ontstond er meer antisemitisme. Hierdoor groeide het zionisme
D
Het groeiende nationalisme was een gevolg van het zionisme.

Slide 4 - Quizvraag

In de 19e eeuw waren er problemen in het Ottomaanse rijk. Wie hadden er interesse in het gebied?
A
Duitsland, Nederland
B
Frankrijk, Spanje
C
Frankrijk, Groot Brittannië
D
Groot Brittannië, Spanje

Slide 5 - Quizvraag

Om welke redenen had Groot-Brittannië interesse in Midden-Oosten?

Slide 6 - Open vraag

Met wie maakten de Britten afspraken
A
Joden
B
Arabieren
C
Fransen
D
Joden, Fransen, Arabieren

Slide 7 - Quizvraag

Wat spraken de Britten af met de Arabieren voor onafhankelijkheid
A
Helpen met verjagen van de Turken
B
Helpen met verjagen van de Grieken
C
Helpen met verjagen van Duitsers
D
Helpen met verjagen van Spanjaarden

Slide 8 - Quizvraag

Door welke twee oorzaken nam de onrust in Palestina aan het eind van de 19e eeuw toe?

Slide 9 - Open vraag

Pogrom
Het gevoel dat de Arabieren één volk zijn en een eigen staat verdienen
Een land dat tijdelijk door een ander land bestuurd word (opgevoed tot zelfbeschikking)
Gewelddadige georganiseerde aanvallen tegen een groep (joden)
De verspreiding van joden over de wereld
Joods nationalisme. Het gevoel dat de Joden één volk zijn en een eigen staat verdienen

Jodenhaat
Zionisme
Diaspora
Arabisch Nationalisme
Antisemitisme 
Mandaatgebied 

Slide 10 - Sleepvraag

Koppel de juiste begrippen aan de juiste betekenis
Belofte van Britannië helpen Joden eigen plek
Verspreiding van de Joden
Oplossing voor het Joods-Palestijns conflict
Joden die een eigen staat willen in Palestina
Diaspora
Zionisten
Balfour verklaring
Tweestatenoplossing

Slide 11 - Sleepvraag

Maak een kloppende keten van oorzaak en gevolg door onderstaande begrippen in juiste de juiste  volgorde te plaatsen. 
Groot-Brittannië legt het probleem Palestina voor aan de VN
Israël roept de onafhankelijkheid uit
Nationalisme en antisemitisme groeien
Verzet van de Arabieren
Zionisme
Emigratie van Joden naar Palestina
De VN stelt een verdelingsplan op 

Slide 12 - Sleepvraag

De Volkenbond was de voorloper van....?
A
Europa
B
Unicef
C
De Verenigde naties
D
Sovjet Unie

Slide 13 - Quizvraag

Welke beslissing nam de Volkenbond na de Eerste Wereldoorlog over Palestina?
A
bestuurd worden door de Verenigde Staten.
B
bestuurd door Arabieren
C
bestuurd door de Joden
D
bestuurd door Groot-Brittanie

Slide 14 - Quizvraag

1936-1939 Arabisch Palestijnse opstand. Wat stelde de Britten op om rust te creëren.
A
Zwartboek
B
Witboek
C
Paarsboek
D
Roodboek

Slide 15 - Quizvraag

De Holocaust zorgde naast de vele doden ook voor....?
A
Schuldgevoel bij Europa
B
Angst in Europa
C
Vertwijfeling in Europa
D
Onzekerheid in Europa

Slide 16 - Quizvraag

Wat was het doel van de 2-statenoplossing?
A
Choas
B
Rust
C
Spanning
D
Oorlog

Slide 17 - Quizvraag

Waarom erkende de VS Israël?
A
Een democratische bondgenoot in dit gebied was belangrijk
B
In de VS woonde veel Joden en Truman kon stemmen gebruiken
C
Dit komt omdat Amerika niks beters heeft te doen
D
Amerika en Israël werden geen bondgenoten

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de hoofdstad van Israël?
A
Jeruzalem
B
Tel aviv
C
Berlijn
D
Londen

Slide 19 - Quizvraag

David Ben-Goerion hoort bij:
A
Israël
B
Egypte
C
Verenigde Staten
D
Palestijnse Autoriteit

Slide 20 - Quizvraag

Tijdens de Zes-Daagse oorlog veroverde Israel de volgende gebieden
A
Oost-Jeruzalem, de Golan Hoogvlakte en de Gazastrook
B
West-Jeruzalem, de Sinaii woestijn en de Gazastrook
C
Oost-Jeruzalem, de Sinaii woestijn en de Golan Hoogvlakte
D
West-Jeruzalem, de Sinaii woestijn en de Golan Hoogvlakte

Slide 21 - Quizvraag

De Camp David akkoorden waren akkoorden tussen
A
Egypte, Jordanie en Israel
B
Egypte, en Israel
C
Egypte, Israel en de VS
D
Egypte, Syrie en Israel

Slide 22 - Quizvraag

De Sjah van Iran was voor:
A
Islamisering en nauwe contacten met het westen
B
Modernisering en nauwe contacten met het westen
C
Nauwe aansluiting met de Sovjet-Unie
D
Modernisering en samenwerking met Khomeini

Slide 23 - Quizvraag

De Irakoorlog van 2003 was:
A
Legaal en uitgevoerd door de VN
B
Legaal en uitgevoerd door de VS en de NAVO
C
Illegaal en uitgevoerd door de VS en GB
D
Illegaal en uitgevoerd door de VS en de NAVO

Slide 24 - Quizvraag

Bij welk kenmerkend aspect hoort de bron?

Slide 25 - Open vraag

Bij welk kenmerkend aspect hoort de bron?

Slide 26 - Open vraag

Leg uit dat:
a. Een van deze maatregelen past bij een kenmerkend aspect van de vroege middeleeuwen.
b. De andere maatregel past bij een kenmerkend aspect van de late middeleeuwen.
Noem dus 2x het aspect en geef verwijs in je uitleg naar de bron.

Slide 27 - Open vraag

Bij welk kenmerkend aspect hoort de bron?

Slide 28 - Open vraag

Een gegeven:
Omstreeks 1500 bestudeerde de humanist Erasmus de Bijbel aan de hand van de oorspronkelijke Griekse teksten. Hierdoor ontdekte hij in de gangbare Latijnse vertaling van de Bijbel veel fouten.
Leg uit dat dit gegeven past bij twee kenmerkende aspecten van de zestiende eeuw.

Slide 29 - Open vraag

Bij welk kenmerkend aspect hoort de bron?

Slide 30 - Open vraag

Bij welk kenmerkend aspect hoort de bron?

Slide 31 - Open vraag

Bij welk kenmerkend aspect hoort de bron?

Slide 32 - Open vraag

Bij welk kenmerkend aspect hoort de bron?

Slide 33 - Open vraag

Bij welk kenmerkend aspect hoort de bron?

Slide 34 - Open vraag

Bij welk kenmerkend aspect hoort de bron?

Slide 35 - Open vraag

Bij welk kenmerkend aspect hoort de bron?

Slide 36 - Open vraag

De periode van de vroege middeleeuwen wordt de ''tijd van monniken en ridders'' genoemd.
Geef je commentaar op deze benaming door:
1. Met een kenmerkend aspect van de vroege middeleeuwen duidelijk te maken waarom dit de tijd van ''monniken'' genoemd kan worden.
2. Met een kenmerkend aspect van de vroege middeleeuwen duidelijk maken waarom dit de tijd van ''ridders'' genoemd kan worden.

Slide 37 - Open vraag

Bij welk kenmerkend aspect hoort de bron?

Slide 38 - Open vraag

Gebruik bron 3.
Deze bron past bij een kenmerkend aspect van de vroege middeleeuwen. Noem dit aspect en geef aan hoe dit uit de bron blijkt.

Slide 39 - Open vraag