5.2 sociaal gedrag

7.5 Eten en ademen bij dieren
Ga rustig zitten en pak je lesboek en schrift alvast voor je.
Welkom!
§5.2 Sociaal gedrag
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

7.5 Eten en ademen bij dieren
Ga rustig zitten en pak je lesboek en schrift alvast voor je.
Welkom!
§5.2 Sociaal gedrag

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?
  • Leerdoelen
  • Weet je nog? §5.1
  • Uitleg §5.2
  • Aan de slag!
  • Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik kan in eigen woorden uitleggen wat sociaal gedrag is en daarbij drie
     vormen beschrijven.
  • Ik kan in eigen woorden uitleggen wat een territorium is en wat de functie
     ervan is.
  • Ik kan in eigen woorden uitleggen welk gedrag dieren in en rond hun
     territorium kunnen vertonen.
  • Ik kan voorbeelden van voortplantingsgedrag beschrijven.
  • Ik kan in eigen woorden uitleggen dat groepsdieren een taakverdeling en een
     rangorde hebben.

Slide 3 - Tekstslide

Weet je nog?

Slide 4 - Tekstslide

Wat is sociaal gedrag?
Sociaal gedrag = al het gedrag tussen soortgenoten.

Bij sociaal gedrag hoort:
  • Territorium gedrag
     - gedrag dat te maken heeft met het afbakenen en verdedigen van een eigen gebied.
     (territoriumgedrag, dreig- en imponeergedrag)

  • Voortplantingsgedrag
     - gedrag dat te maken heeft met het vinden va een soortgenoot om mee te paren, de paring en het
       verzorgen van de jongen.
      (balts, paringsgedrag, broedzorg, verzorgingsgedrag)

  • Groepsgedrag
     - gedrag dat een rol speelt bij de taakverdeling binnen groepen dieren en bij het vaststellen van de
       rangorde.
       (taakverdeling binnen groepen, rangorde, voedingsgedrag)
 

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeelden van sociaal gedrag

Slide 6 - Tekstslide

Waarvoor hebben dieren een territorium?
Territorium = een eigen plek voor een of meerdere dieren.

De grenzen van een territorium zijn duidelijk voor andere dieren, doordat (meestal) de mannetjes het territorium afbakenen.

Dit doen ze door:
- geluiden (bijv: bij zangvogels)
- geurvlaggen (bijv: zoogdieren zetten geurvlaggen uit met urine of ontlasting)

vogelzang en het uitzetten van geurvlaggen zijn voorbeelden van territoriumgedrag.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Dieren verdedigen hun territorium tegen soortgenoten. Hiervoor gebruiken zij o.a. de volgende gedragingen:


Aanvalsgedrag
- Als een indringer het territorium binnenkomt wordt de eigenaar agressief.
  De eigenaar vertoont dan aanvalsgedrag.
Vluchtgedrag
- Als een indringer het territorium van een ander binnenkomt vlucht hij omdat hij
  bang wordt.
Dreiggedrag
- Op de grens van een territorium zijn de dieren tegelijkertijd agressief en een beetje
  bang en gaan dreiggedrag vertonen.
Als de motivatie voor aanvallen en vluchten even sterk is, dan kan een dier gedrag vertonen dat eigenlijk niet bij de situatie past. Dat heet overspronggedrag.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Welk gedrag hoort bij voortplanting?
Voortplantingsgedrag wordt geregeld door inwendige- en uitwendige prikkels.

Veel dieren gebruiken supranormale prikkels om een partner te vinden.
Sommige dieren gebruiken geuren om een partner te lokken.

Baltsgedrag (paringsgedrag) = het gedrag waarmee een mannetje en een vrouwtje elkaar lokken.

Broedzorg = het verzorgen van de eieren of jongen door (een van) beide ouders.
Dieren die geen broedzorg vertonen, leggen vaak heel veel eieren.

Baltsgedrag, de paring en de broedzorg horen samen bij voortplantingsgedrag.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Hoe leven dieren in een groep?
Groepsdieren werken samen en hebben daarbij een taakverdeling.


Rangorde = elk dier in een groep heeft zijn eigen plaats.
De rangorde staat niet vast.

Een dominant dier staat in de rangorde boven de andere dieren van de groep (leider).
Een onderdanig dier staat in de rangorde onder een of meer andere dieren van de groep.

Bij kippen wordt de rangorde bepaalt door elkaar te pikken (pikorde).
         
Een taakverdeling verhoogt het succes bij bijvoorbeeld de jacht.
De overlevingskansen zijn daardoor groter.

Slide 13 - Tekstslide

Wat?
Klaar?
Hoe?
Hulp?
Tijd?
individueel (alleen)

lezen: blz. 95, 97, 98, 100, 101, 103 en 104
maken: opdracht 15 t/m 27 van 5.1

eerst zachtjes overleggen met degene die naast je zit
daarna mij om hulp vragen
15 minuten
Laat de gemaakte opdrachten door mij controleren.
Daarna mag je verder werken aan de opdrachten van 5.2
timer
15:00
Aan de slag!

Slide 14 - Tekstslide

Afsluiten
  • Pak je Plenda
      - vrijdag 9 mei
      - 4e lesuur BIO
      - m: 14 t/m 27 van 5.1

  • Volgende les
    - Herhalen 5.1 + 5.2
    - Nakijken 5.1
    - Opdrachten 5.2 maken

  • Vragen?

  • Opruimen

Slide 15 - Tekstslide