Verkleinwoorden

ZG1B
Nederlands
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

ZG1B
Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Planning voor vandaag
- Herhaling zelfstandige naamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden
- Huiswerk nakijken
Theorie: verkleinwoorden
- Oefentoets

Slide 2 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Van zelfstandige naamwoorden kun je verkleinwoorden maken.
Een verkleinwoord maak je meestal door -je achter het woord te zetten:
haak --> haakje
rups --> rupsje

Slide 3 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Soms moet je andere letters toevoegen om het goed te laten klinken, zoals -pje;
bloem --> bloempje, schuim --> schuimpje
 -tje;
tuin --> tuintje, grasmaaier --> grasmaaiertje
of -etje;
wandeling --> wandelingetje, bel --> belletje

Slide 4 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Als het zelfstandig naamwoord eindigt op -ng, moet je soms de -g vervangen door een -k:
koning --> koninkje
vergoeding --> vergoedinkje 

Slide 5 - Tekstslide

Vul het verkleinwoord in voor:
banaan

Slide 6 - Open vraag

Vul het verkleinwoord in voor:
scherm

Slide 7 - Open vraag

Vul het verkleinwoord in voor:
aanwijzing

Slide 8 - Open vraag

vul het verkleinwoord in voor:
bom

Slide 9 - Open vraag

Opdracht
Maak opdracht 1 en 3 op bladzijde 236/237 van je boek. 
Jullie krijgen hier 15 minuten de tijd voor. 
Klaar? Maak dan opdracht 2, 5 en 7.

Slide 10 - Tekstslide