Taal en Werk I Herhaling

Weet je het nog?



1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Weet je het nog?



Slide 1 - Tekstslide

Welk telefoonnummer hoor je? Schrijf het op (zonder -)

Slide 2 - Open vraag

Goed of fout?

spot the mistake!


zoek de fout!

Slide 3 - Tekstslide

Heet jij Ahmet? Dat klop!
Correct the word that's incorrect.

Slide 4 - Open vraag

IK schrijv jouw naam op. Welk woord is fout?

Slide 5 - Open vraag

Hoe heet jou? (unstressed version) Rewrite the word that's incorrect.

Slide 6 - Open vraag

Ik kun mijn naam spellen. Welk woord is fout? Schrijf dit op.

Slide 7 - Open vraag

Ik woon in een drop. Welk woord is fout? Schrijf dit woord op.

Slide 8 - Open vraag

Vul de zin aan met het goede woord.

Slide 9 - Tekstslide

Wij ... (luisteren) naar muziek.

Slide 10 - Open vraag

Waar ... (wonen) die mensen?

Slide 11 - Open vraag

Dylan ... (lezen) een boek.

Slide 12 - Open vraag



Hoeveel lettergrepen hoor je?

Slide 13 - Tekstslide

telefoonnummer
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 14 - Quizvraag

gemeentehuis
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 15 - Quizvraag

vertellen
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 16 - Quizvraag

opschrijven
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 17 - Quizvraag

geboorteplaats
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 18 - Quizvraag

nationaliteit
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 19 - Quizvraag



klanken oefenen

Slide 20 - Tekstslide

Welke klank hoor je?
A
oo
B
ui
C
eu
D
ou

Slide 21 - Quizvraag

Welke klank hoor je?
A
eu
B
uu
C
ei
D
ie

Slide 22 - Quizvraag

Welke klank hoor je?
A
au
B
ie
C
oe
D
oo

Slide 23 - Quizvraag

Welke klank hoor je?
A
oe
B
ie
C
eu
D
oo

Slide 24 - Quizvraag

Welke klank hoor je?
A
ie
B
ei
C
oe
D
ui

Slide 25 - Quizvraag

Welke klank hoor je?
A
eu
B
oe
C
ie
D
ui

Slide 26 - Quizvraag

Welke klank hoor je?
A
ui
B
oe
C
oo
D
ou

Slide 27 - Quizvraag

ik (luisteren)

Slide 28 - Open vraag

Wij (gaan)

Slide 29 - Open vraag

Jij (doen)

Slide 30 - Open vraag

Bryan (horen)

Slide 31 - Open vraag

jij (lezen)

Slide 32 - Open vraag

Wij (kijken)

Slide 33 - Open vraag

Hij (reizen)

Slide 34 - Open vraag

Zij (singular) (zetten)

Slide 35 - Open vraag

Ik (eten)

Slide 36 - Open vraag

Jij (vragen)

Slide 37 - Open vraag