Telefoonscript stage

Telefoongesprek stage
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Telefoongesprek stage

Slide 1 - Tekstslide

15 december- wat gaan we doen vandaag?
  • Herhalen 3.3
  • Maken en oefenen van een telefoonscript voor stage 

Slide 2 - Tekstslide

BELLEN IS ECHT NIET MEER VAN DEZE TIJD...?
WAAR
NIET WAAR

Slide 3 - Poll

Hoe vaak bel jij per week?
A
meer dan 3 keer
B
nooit
C
1 tot 2 keer
D
7 keer of meer

Slide 4 - Quizvraag

Ik vind bellen naar een stagebedrijf...
A
een beetje spannend
B
totaal niet eng
C
zenuwslopend

Slide 5 - Quizvraag

Telefoongesprek stage
Binnenkort, of misschien ben je zelfs al bezig, gaan jullie beginnen met het zoeken naar een stagebedrijf. 

Stagebedrijven kan je bijvoorbeeld vinden op de website www.stagemarkt.nl . Het kan ook dat je een bedrijf in gedachte hebt waar je graag wilt stage lopen, maar dat deze niet op stagemarkt.nl staat. 


Slide 6 - Tekstslide

Persoonlijk langsgaan
Dit is het allerbeste, omdat de stageplek al een gezicht heeft bij de persoon. En de eerste indruk is zo belangrijk. Daarnaast kun jij duidelijk je interesse kenbaar maken en de sfeer voelen van het stagebedrijf.

Slide 7 - Tekstslide

WAT MOET JE OP VOORHAND WETEN, WANNEER JE GAAT BELLEN NAAR EEN (POTENTIEEL) STAGE BEDRIJF OF WERK... WELKE VOORBEREIDINGEN NEEM JE

Slide 8 - Open vraag

Situatie 1
Je hebt gereageerd op een superleuke stage op Stagemarkt. nl maar je krijgt geen reactie. Wat doe je nu? 

Slide 9 - Tekstslide

Voorbereiding

  • Wat is het doel om iemand te bellen?
  • Aan wie ga je wat vragen? (heb je bijv. voor die tijd op de website gekeken?)
  • Wat ga je vertellen?
  • Hoe ga dat vragen?
  • Wat voor informatie heb je tijdens het gesprek nodig?


 



Opening



Begroeten, naam en de naam van school
noemen.



Vraag naar de juiste persoon



Vertellen waarom je belt



Slide 10 - Tekstslide

Vooraf
  • Stemgebruik
  • Let op: Je tempo, volume en intonatie
  • Woordkeus aan de telefoon:
  • Correct Nederlands 
  • Spreek in de tegenwoordige tijd.
  • Gebruik geen verkleinwoorden.
  • Wees behulpzaam.


Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide