Herhalen

Goedemorgen
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Goedemorgen

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling Thema Gedrag 
In de toetsweek basisstof 3 tot en met 6.

Slide 2 - Tekstslide

Basisstof 3
6.3.1 Je kunt toelichten wat gedrag is en beschrijven hoe gedrag tot stand komt.
6.3.2 Je kunt uitleggen dat gedrag het resultaat is van de relatie van een organisme met zijn omgeving.
6.3.3 Je kunt een eenvoudig gedragsonderzoek beschrijven.

Slide 3 - Tekstslide

Wie vertoont gedrag?
A
Alleen planten
B
Alleen dieren
C
Alleen mensen
D
Mensen en dieren

Slide 4 - Quizvraag

De studie van gedrag heet ethologie, hierbij kijken we alleen naar feitelijke observaties.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Een hond kwispelt dus de hond is blij, dit is een beschrijving van gedrag
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Een reactie op een prikkel is een:
A
Signaal
B
Etholoog
C
Respons
D
Alert

Slide 7 - Quizvraag

Hongergevoel is een prikkel, maar welke?
A
Interne prikkel
B
Externe prikkel

Slide 8 - Quizvraag

Wat is naast externe en interne prikkels nodig om bepaald gedrag te vertonen?

Slide 9 - Open vraag

Wat is er in de afbeelding weergegeven?
A
Een ethogram
B
Een protocol

Slide 10 - Quizvraag

Bij een protocol worden het aantal verschillende handelingen opgeschreven.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Basisstof 4
6.4.1 Je kunt verklaren dat gedrag deels erfelijk is bepaald.
6.4.2 Je kunt leerprocessen herkennen en de functie daarvan uitleggen.

Slide 12 - Tekstslide

Gedrag bestaat uit een mix van erfelijke, aangeleerde en eventueel nieuwe handelingen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Waardoor zal gewenst gedrag binnen een populatie toenemen?
A
Door leerprocessen
B
Door natuurlijke selectie
C
Door motivatie
D
Door een supranormale prikkel

Slide 14 - Quizvraag


A

Slide 15 - Quizvraag

Beschrijf zo compleet mogelijk wat een sleutelprikkel is

Slide 16 - Open vraag

Een supranormale prikkel is:
A
Een prikkel die voor adequaat gedrag zorgt.
B
Een prikkel die geen effect geeft op gedrag.
C
Een prikkel die ervoor zorgt dat het dier anders reageert.
D
Een prikkel die effectiever bepaald gedrag opwekt.

Slide 17 - Quizvraag

Leerprocessen zijn vormen waarbij gedrag aangeleerd wordt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Er zijn 5 leerprocessen die we onderscheiden. Hoeveel kan je er benomen?

Slide 19 - Open vraag

Een kind leert fietsen door te kijken naar zijn vriendjes.
A
Imitatie
B
Conditionering
C
Inprenting
D
Gewenning

Slide 20 - Quizvraag

Een hond leert zitten door het krijgen van een beloning.
A
Inzicht
B
Gewenning
C
Imitatie
D
Conditionering

Slide 21 - Quizvraag

Een vogel herkent zijn ouderdieren direct na geboorte.
A
Inprenting
B
Conditionering
C
Imitatie
D
Gewenning

Slide 22 - Quizvraag

Een leerling begrijpt wiskundige problemen na oefening.
A
Inprenting
B
Inzicht
C
Conditionering
D
Imitatie

Slide 23 - Quizvraag

Een kat raakt gewend aan het geluid van de stofzuiger.
A
Imitatie
B
Inzicht
C
Gewenning
D
Conditionering

Slide 24 - Quizvraag

Tom ziet dat de oven heet is. Hij leert hierdoor voorzichtig te zijn. Welke leerwijze is dit?
A
conditionering
B
inprenting
C
gewenning
D
trial and error

Slide 25 - Quizvraag

Na meerdere pogingen leert Sara een liedje spelen. Welk leerproces is dit?
A
conditionering
B
inprenting
C
trial and error
D
imitatie

Slide 26 - Quizvraag

Basisstof 5
6.5.1 Je kunt uitleggen wat sociaal gedrag is en hoe dit gedrag de overlevingskansen van organismen beïnvloedt.
6.5.2 Je kunt uitleggen hoe sociaal gedrag evolueert.

Slide 27 - Tekstslide

Het aaien van je hond of kat is een vorm van sociaal gedrag
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quizvraag

handeling met signaalfunctie die de agressie van het dominante dier doet afnemen
A
Dreiggedrag
B
Imponeergedrag
C
Verzoeningsgedrag

Slide 29 - Quizvraag

agressief gedrag bij een confrontatie met een vijand of concurrent
A
Dreiggedrag
B
Imponeergedrag
C
Verzoeningsgedrag

Slide 30 - Quizvraag

dieren maken zich zo groot en indrukwekkend mogelijk
A
Dreiggedrag
B
Imponeergedrag
C
Verzoeningsgedrag

Slide 31 - Quizvraag

Baltsgedrag is gedrag waarbij een partner aangetrokken kan worden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 32 - Quizvraag

Beschrijf
- paringsgedrag
- broedzorg

Slide 33 - Open vraag

Basisstof 6
6.6.1 Je kunt aan de hand van een context toelichten wat de overeenkomsten en verschillen zijn tussen gedrag bij mensen en dieren.

Slide 34 - Tekstslide