2.4 Schrijven - betoog mavo1

Welkom


klas  1AB

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welkom


klas  1AB

Slide 1 - Tekstslide

Deze week: 
2.4  Schrijven

betoog


Slide 2 - Tekstslide

 hf 2.4 SCHRIJVEN
Je leert: 
* wat een betoog is
* hoe je een betoog schrijft
* wat het verschil is tussen feiten en meningen 
* hoe je je woordgebruik aanpast aan je publiek

Slide 3 - Tekstslide

Feit of mening?
'Yes, weer naar school'
A
Feit
B
Mening

Slide 4 - Quizvraag

Feit of mening:
Vandaag is het maandag.
A
feit
B
mening

Slide 5 - Quizvraag

Een feit kun je controleren.
A
Feit
B
Mening

Slide 6 - Quizvraag

Betoog

Slide 7 - Tekstslide

betoog / een betogende tekst
= een tekst waarin je de lezers wilt overtuigen van jouw mening over een onderwerp.

Je wilt natuurlijk bewijzen dat je gelijk hebt.
Dat doe je door middel van ARGUMENTEN.
Je argumenten worden nog sterker  wanneer je uitleg en/of voorbeelden geeft. ( = ONDERBOUWING)

Slide 8 - Tekstslide

Een betoog heeft als tekstdoel:
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 9 - Quizvraag

Wat doet een schrijver als hij als tekstdoel OVERTUIGEN heeft?
A
Hij legt uit en geeft vooral feiten
B
Hij probeert je een mening te geven met argumenten.
C
Hij probeert je te overtuigen iets te gaan doen.
D
Hij schrijft een tekst die je voor de gezelligheid kunt lezen.

Slide 10 - Quizvraag

Een betoog:

  • heeft als tekstdoel: overtuigen
  • is een tekst waarin de schrijver zijn mening geeft
  • is een tekst waarin de schrijver argumenten (redenen) geeft voor die mening
  • heeft een duidelijk opbouw

Slide 11 - Tekstslide

Argumenten
Door het gebruik van argumenten wil je bewijzen dat jouw mening de juiste is. (Dat jij gelijk hebt.)

Argumenten: feiten of meningen

--> Feitelijke argumenten zijn het sterkst. 

Slide 12 - Tekstslide

Oefening
Stellng: Digitale games zijn verslavend.
  • Ben je voor de stelling: Computerspelletjes zijn verslavend?
  • Verzin dan twee argumenten (redenen) waarom jij vindt dat de spelletjes verslavend voor je zijn.
  • Ben je tegen de stelling: Computerspelletjes zijn verslavend?
  • Verzin dan twee argumenten (redenen) waarom jij vindt dat de spelletjes niet verslavend voor je zijn.
Oefening:
Stelling: Computergames zijn verslavend
  • Ben je voor de stelling: Computerspelletjes zijn verslavend?
  • Verzin dan twee argumenten (redenen) waarom jij vindt dat de spelletjes verslavend voor je zijn.
  • Ben je  tegen de stelling: Computerspelletjes zijn verslavend?
  • Verzin dan twee argumenten (redenen) waarom jij vindt dat de spelletjes niet verslavend voor je zijn.

Slide 13 - Tekstslide

Argumenten sterk maken (AUB)
Argument: noem je argument
Uitleg: geef uitleg waarom dit goed of slecht is
Bijvoorbeeld: geef een situatie om het te verduidelijken


NB: voor je argumenten ga je bronnenonderzoek doen voor informatie die je kan helpen. 

Slide 14 - Tekstslide

0

Slide 15 - Video

Stelling 
Er moeten genderneutrale 
wc´s op school komen! 

Slide 16 - Tekstslide

Bedenk een argument als tegenstander voor de stelling (geef nog geen uitleg)
Stelling: er moeten genderneutrale wc´s op school komen!

Slide 17 - Open vraag

Geef uitleg bij je argument.
Stelling: er moeten genderneutrale wc´s op school komen!

Slide 18 - Open vraag

Geef een voorbeeld bij je argument en uitleg.
Stelling: er moeten genderneutrale wc´s op school komen!

Slide 19 - Open vraag

                   Individueel werken 
timer
10:00
Wat
Lees van hoofdstuk 2.4 (schrijven) de leerteksten. Maak daarna opdracht 1 t/m 5 + 10 t/m 14
Hoe
Individueel, in stilte.
Hulp
Eerst vijf minuten zonder hulp, daarna loop ik rond om vragen te beantwoorden.
Tijd
Tot het einde van de les.
Uitkomst
Vrijdag na de vakantie zitten opdracht  10 t/m 14 in je mapje.
Klaar
Ga in je boek lezen.

Slide 20 - Tekstslide