Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Lidwoorden en meervoud in het Engels
recap unit 3
1 / 53
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1-3
In deze les zitten
53 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
1 video
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
recap unit 3
Slide 1 - Tekstslide
TODAY'S LESSON
Lidwoorden
Meervoud in het Engels
Present continuous
Bezittelijke voornaamwoorden
Slide 2 - Tekstslide
Articles - lidwoorden
Slide 3 - Tekstslide
Articles
Lidwoorden
Wanneer je in het Nederlands
een
voor een zelfstandig naamwoord zet, gebruik je in het Engels
a
of
an
.
Slide 4 - Tekstslide
Lidwoord a/an/the
een ..........:
a
/
an
een tafel -
a
t
able een ei -
an
e
gg
Slide 5 - Tekstslide
Lidwoord a/an
a
gebruik je voor woorden die beginnen met een medeklinker:
a
p
et a
t
eacher a
b
ycicle
a
c
ar a
d
oor a
r
oom
Slide 6 - Tekstslide
Lidwoord a/an
an
gebruik je voor woorden die beginnen met een klinker:
an
e
ar an
i
nvestigation an
o
fficer
an
a
pple an
E
nglishman an
a
nswer
Slide 7 - Tekstslide
Let op!
De keuze voor
a
of
an
hangt niet af van de (mede)klinker op
papier
, maar of je hem
hoort
.
Soms schrijf je een
-h
maar hoor je hem niet -> dan gebruik je
an
.
Soms schrijf je een
-u
, maar hoor je een
-j
of
-h
-> dan gebruik je
a
.
Slide 8 - Tekstslide
Voorbeelden
je schrijft de medeklinker wel maar hoort hem niet
an
hour
(je hoort
o
ur) = een uur
an
honor (je hoort
o
nour) = de eer
a
university (je hoort
j
university) = de universiteit
a
uniform (je hoort
j
uniform) = het uniform
a
European (je hoort
j
european) = de Europeaan
Slide 9 - Tekstslide
a of an?
..... banana
A
a
B
an
Slide 10 - Quizvraag
a of an?
.... artwork
A
a
B
an
Slide 11 - Quizvraag
a of an?
..... house
A
a
B
an
Slide 12 - Quizvraag
a of an?
.... apple
A
a
B
an
Slide 13 - Quizvraag
a of an?
.... uniform
A
a
B
an
Slide 14 - Quizvraag
a of an?
.... university
A
a
B
an
Slide 15 - Quizvraag
Plurals- meervoud
Slide 16 - Tekstslide
Hoe maak je meervouden in het Engels?
De algemene regel is:
Zet een -s achter het zelfstandig naamwoord.
one boy --> two boy
s
one apple --> three apple
s
one house --> four house
s
one chair --> six chairs
Onthoud: nooit 's!
Slide 17 - Tekstslide
Woorden die eindigen op een s-klank
Eindigt woord op -s, -ss, -sh, -tch, -x --> meervoud wordt -es
one bus --> two bus
es
one wish --> two wish
es
one box --> two box
es
one witch --> two witches
Slide 18 - Tekstslide
Woorden die eindigen op een o-klank
Eindigt woord op een
medeklinker
+ o --> meervoud wordt -es
one potato --> two potato
es
one hero --> two hero
es
Slide 19 - Tekstslide
Woorden die eindigen op f(e)
3. Eindigt het woord op -f(e) --> meervoud wordt -ves
one knife --> two knives
one life --> two lives
one scarf--> two scraves
Slide 20 - Tekstslide
Woorden die eindigen op medeklinker+y
Eindigt het woord op medeklinker + Y --> meervoud wordt -ies
one baby --> two bab
ies
one hobby --> two hobb
ies
one story --> three stor
ies
Slide 21 - Tekstslide
Woorden die eindigen op klinker+y
Eindigt het woord op klinker+ y--> meervoud wordt -s
one boy --> two boy
s
one toy --> two toy
s
one key --> three key
s
Slide 22 - Tekstslide
Onregelmatige woorden:
De volgende woorden
veranderen in spelling
in het meervoud!!!
one man --> two men
one woman --> two women
one child --> two children
one mouse --> two mice
one foot --> two feet
Slide 23 - Tekstslide
Wat moet je doen om een woord in het meervoud te zetten in het Engels
A
Er een 's achter zetten
B
Er een -s achter zetten
C
Niks, alle woorden zijn meervoud
D
A, B en C zijn goed.
Slide 24 - Quizvraag
Present contiuous
Slide 25 - Tekstslide
Hoe maak je de Present continuous?
De algemene regel is:
1. Kiezen uit: am/ is /are (wat past bij jouw persoonsvorm)
I am
you are
he/she/it is
we/you/they are
2. werkwoord + ing
voorbeeld: I am working/ He is talking/ They are walking
Slide 26 - Tekstslide
ontkennende zinnen
NOT voor het werkwoord zetten:
I am NOT working
She is NOT talking
Vraagzinnen
Start zin met AM / IS/ ARE- persoonsvorm-ww+ing:
Are you working?
Is she talking?
Am I doing my homework?
Slide 27 - Tekstslide
Present continuous:
Wat is de regel van de present continuous?
A
hele ww+ -ed
B
shit = hele ww+ -s
C
vorm van to be (am/are/is) + hele ww+ -ing
Slide 28 - Quizvraag
Maak de zin compleet:
I________working
A
am
B
is
C
are
Slide 29 - Quizvraag
Maak de zin compleet:
He_____ talking
A
am
B
is
C
are
Slide 30 - Quizvraag
Maak de zin compleet:
They ______ walking.
A
am
B
is
C
are
Slide 31 - Quizvraag
Maak de zin compleet:
_____ he doing his homework?
A
am
B
is
C
are
Slide 32 - Quizvraag
Maak de zin compleet:
_______ you walking?
A
am
B
is
C
are
Slide 33 - Quizvraag
Maak de zin af:
She__________ (talk)
Slide 34 - Open vraag
Maak de zin af:
I _________ (do)
Slide 35 - Open vraag
Maak de zin af:
They ________ (work)
Slide 36 - Open vraag
Maak de zin af:
The dog ________(go) for a walk.
Slide 37 - Open vraag
Video
Voor extra uitleg kun je de video op de volgende slide kijken.
Begrijp je de regel van de Present continuous al, dan kun je de video overslaan en doorgaan met de quizvragen.
Slide 38 - Tekstslide
Slide 39 - Video
Bezittelijke voornaamwoorden
Slide 40 - Tekstslide
Bezittelijke voornaamwoorden
Geven aan
van wie
iets is (bezit). Rijtje uit je hoofd leren.
I- my (mijn)
you- your (jouw)
he- his (zijn)
she- her (haar)
it- its (van het)
we- our (ons)
you- your (van jullie)
they -their (van hun)
Slide 41 - Tekstslide
Wat is het meervoud van girl?
A
Girl's
B
Girl
C
Girls
D
A,B,C zijn goed
Slide 42 - Quizvraag
Wat is het meervoud van knife
A
Knifes
B
Knive
C
two pairs of knife
D
Knives
Slide 43 - Quizvraag
Wat is het meervoud van sheep?
A
Sheep's
B
Sheeps
C
Sheep
D
A, B en C zijn goed
Slide 44 - Quizvraag
Wat is het meervoud van bus?
A
Buses
B
Busses
C
Bus
D
Bussen
Slide 45 - Quizvraag
Wat is het meervoud van man?
A
Mans
B
Man's
C
Man
D
Men
Slide 46 - Quizvraag
Wat is het meervoud van shorts
A
short
B
shorts
C
short's
D
shorten
Slide 47 - Quizvraag
Wat is het enkelvoud van women
A
woman
B
women
C
women's
D
womans
Slide 48 - Quizvraag
We gave him the money and he gave .......... (we) the candy.
A
him
B
them
C
her
D
us
Slide 49 - Quizvraag
Susan and Mike are twins.
____ birthday is in May
A
they
B
their
C
her
D
his
Slide 50 - Quizvraag
She has a book.
It is ___ book.
A
her
B
his
C
she
D
its
Slide 51 - Quizvraag
We are called Smith.
____ last name is Smith.
A
we
B
us
C
your
D
our
Slide 52 - Quizvraag
That's it for today
Slide 53 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Lidwoorden en meervoud in het Engels
May 2023
- Les met
30 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1-3
Lidwoorden en meervoud in het Engels
January 2024
- Les met
45 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1-3
Lidwoorden en meervoud in het Engels
October 2021
- Les met
43 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1-3
P2: lesson 2 Grammar
November 2022
- Les met
31 slides
Engels
MBO
Studiejaar 1
Grammatica periode 2 les 1
November 2022
- Les met
34 slides
Engels
MBO
Studiejaar 1
Les 1 - INS: Articles, plural and word order
September 2023
- Les met
42 slides
Engels
MBO
Studiejaar 2
Articles, plural and word order
September 2022
- Les met
43 slides
Engels
MBO
Studiejaar 2
Grammar Lesson 1: Articles, plural and word order - donderdag
September 2024
- Les met
40 slides
Engels
MBO
Studiejaar 2