Oefentoets Elektriciteit nr. 03

• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• vmbo k, g
• Leerjaar 2

Oefentoets Elektriciteit

Wat heb je nodig:

- rekenmachine

- Schrift/Papier

- Potlood (Of Pen)

Wat wil je leren over elektriciteit?

Sommige stoffen geleiden elektriciteit slecht. Het zijn isolatoren.
Welke twee stoffen zijn isolatoren?

1. Aluminium en Lood
2. Aluminium en Rubber
3. Glas en Rubber
4. Glas en Lood

500 W= ...... kW

1. 5 kW
2. 0,5 kW
3. 0,05 kW
4. 0,005 kW

Reken om:
1 kW = ...

1. 10 W
2. 100 W
3. 1000 W
4. 10 000 W

0,2 kW =

1. 0,0002 W
2. 2 W
3. 200 W
4. 2000 W

1 KW is….?

1. 10 W
2. 1000 W
3. 100 W
4. 10.000 W

4,2 kV =

1. 0,042 V
2. 42 V
3. 4200 V
4. 42000 V

4,5 V = ? kV

1. 4 500
2. 450
3. 0,045
4. 0,0045

8000 Volt = ..... kV

1. 8000000 kV
2. 8 kVolt
3. 0,008 kVolt
4. 80 kVolt

Sommige stoffen geleiden elektriciteit goed. Dit noem je geleiders.
Welke twee stoffen zijn geleiders?

1. Goud en Hout
2. Goud en Koolstof
3. Lucht en Papier
4. Hout en Papier

In het figuur zie je de binnenkant van een stekker.
Welke drie onderdelen moeten van isolerend materiaal gemaakt worden?

1. Onderdelen 1,2 en 3
2. Onderdelen 4,5 en 6
3. Onderdelen 2,4 en 5
4. Onderdelen 1,3 en 6

Elk onderdeel van een stroomkring heeft een eigen functie.
Wat is de functie van de batterij?
De batterij:

1. levert de elektrische energie.
2. meet de elektrische energie in de stroomkring.
3. vervoert de elektrische energie.
4. zet de elektrische energie om in warmte.

Welk van deze onderdelen kan gebruikt worden als spanningsbron?

Geen spanningsbron

Spanningsbron

Sleep naar de juiste plaats

E

t

I

W

J

A

sv

V

Ohm

Watt

Joule

Volt

 Sleep de begrippen naar het juiste plaatje.

Mengsel

Zuivere stof

Sleep de symbolen bij het juiste woord.

Spanning

Stroomsterkte

Vermogen

V

W

A

I

U

P

Quantity

Eenheid

Symbool

symbool

Vermogen

Stroom

Spanning

P

I

V

Ampère

A

W

U

Watt

Volt

Sleep de juiste namen naar het symbool

stroomdraad

lampje

schakelaar

batterij

Sleep de woorden naar de juiste symbolen

Symbool

Woord

Symbool

Woord

Batterij

Schakelaar

Stopcontact

Stroommeter

Snoer

Lampje

Sleep de juiste schakeling naar de juiste afbeelding.

serie

parallel

gemengd

Hoofdstuk 2. Elektriciteit

§3 Schakelingen

	U	I
Serieschakeling
Parallelschakeling

U en I in serie- en parallelschakeling 

Overal gelijk

Verdeeld zich

Overal gelijk

Verdeeld zich

Sleep het begrip naar de juiste afbeelding.

Serie schakeling

Parallel schakeling

Hoofdstuk 2. Elektriciteit

§3 Schakelingen

	U	I
Serieschakeling	verdeelt	overal gelijk
Parallelschakeling	overal gelijk	verdeelt

U en I in serie- en parallelschakeling 

Wat is de eenheid voor de stroomsterkte?

1. Ampère (A)
2. Volt (V)
3. Watt (W)

In een stroomkring heb je een spanningsbron nodig.
Welke van de volgende apparaten is een spanningsbron?

1. Accu
2. Lampje
3. Schakelaar
4. Stroomdraad

Vier batterijen van 6 V worden in serie geschakeld.

Deze combinatie levert een spanning van:

1. 1,5 V
2. 6 V
3. 12 V
4. 24 V

Mika heeft een fietslampje van 3 V. Hij sluit het aan op een spanning van 12 V.

Wat zal er gebeuren?

1. Het lampje zal fel branden.
2. Het lampje zal doorbranden.
3. Het lampje zal niet branden.
4. Het lampje zal zwak branden.

Welke uitspraak over parallelschakelingen is waar?


In een parallelschakeling:

1. branden alle lampjes of zijn alle lampjes uit.
2. komen geen vertakkingen voor.
3. is de stroomsterkte altijd overal even groot.
4. kun je elk lampje afzonderlijk aan of uit doen.

In het figuur zie je twee schakelingen.

Welke uitspraak over deze schakelingen is juist?

1. Het zijn allebei parallelschakelingen
2. Het zijn allebei serieschakelingen.
3. Schakeling 1 is een parallelschakeling en 2 is een serieschakeling.
4. Schakeling 1 is een serieschakeling en 2 is een parallelschakeling

In het figuur zie je een schakeling met drie lampjes. Carlo draait lampje 2 los.

Wat gebeurt er met de andere twee lampjes?

1. Lampje 1 gaat uit en lampje 3 blijft branden.
2. Lampje 1 blijft branden en lampje 3 gaat uit.
3. Lampje 1 en 3 blijven allebei branden
4. Lampje 1 en 3 gaan allebei uit.

In schakelschema’s gebruik je symbolen om overzichtelijke tekeningen te maken. In het figuur zie je vijf symbolen.
Welk symbool gebruik je voor een spanningsmeter?

1. Symbool 2
2. Symbool 3
3. Symbool 4
4. Symbool 5

Elektrische stroom vervoert elektrische energie. Hoeveel energie er wordt vervoerd, hangt af van de spanning en de stroomsterkte.
Hier staan vier uitspraken daarover.
Welke uitspraak is waar?

1. Als je de stroom inschakelt, komt het vervoer van energie op gang
2. Als je de stroom uitschakelt, is de spanning ook verdwenen
3. Een hoge spanning vervoert evenveel energie als een lage spanning.
4. Hoe meer stroom er loopt, hoe minder energie er wordt vervoerd

Bij sommige apparaten is het vermogen niet altijd hetzelfde. In de tabel staat informatie over vier apparaten.
Welke apparaten hebben een wisselend vermogen?

1. 1 en 2
2. 3 en 4
3. 2 en 3
4. 1 en 3

Het vermogen van een apparaat kun je uitrekenen met de formule:

1. vermogen = spanning + stroomsterkte
2. vermogen = spanning : stroomsterkte
3. vermogen = spanning × stroomsterkte
4. vermogen = spanning – stroomsterkte

Reken om:
5 mA = … A

Reken om:
452 mA = … A

Reken om:
5,75 A = … mA

Reken om:
0,85 A = … mA

In het snoer van een magnetron zitten twee koperen draden

Waarom zijn deze draden gemaakt van koper en niet van kunststof?

In het snoer van een magnetron zitten twee koperen draden

Leg uit waarom beide koperdraden in het snoer omhuld zijn met kunststof

In het figuur zie je een schakelschema. Je wilt de stroom meten die door alle lampjes gaat.
Op welke plek(ken) kun je de stroommeter daarvoor plaatsen? Licht je antwoord toe.

Op een verlengsnoer staat dat er maximaal 1,0 A door het snoer mag gaan.
Marijke wil op dat verlengsnoer de volgende apparaten aansluiten:
– een televisie (540 mA);
– een dvd-speler (350 mA);
– een computer (125 mA);
– een bureaulamp (250 mA).
Mag Marijke al deze apparaten tegelijk op het verlengsnoer aansluiten en laten werken? Licht je antwoord toe met een berekening.

In het figuur zie je een fietsdynamo waarop twee lampjes zijn aangesloten.
A) Wat voor soortschakeling is dit? Serie of Parrallel? Licht je antwoord toe
B) Is dit de beste manier om de verlichting op een fiets aan te sluiten? Licht je antwoord toe

Reken het vermogen van a,b,c en d uit met behulp van de volgende gegevens:

Bij een proef meet Larissa de spanning en de stroomsterkte door verschillende apparaten. Haar meetresultaten zie je in tabel 2.
Bij welke proef wordt de meeste energie vervoerd? Licht je antwoord toe

Jeroen maakt een schakeling met een platte batterij en vier lampjes. De lampjes schakelt hij parallel. Hij wil twee schakelaars in de schakeling opnemen.
– Schakelaar 1 is de hoofdschakelaar die alle lampjes aan en uit moet kunnen zetten.
– Schakelaar 2 moet twee lampjes uit kunnen zetten als schakelaar 1 in de aan-stand staat.

Teken een schakelschema waarin je duidelijk aangeeft waar Jeroen de schakelaars 1 en 2 moet plaatsen

Heb je vertrouwen in de toets?

Ja

Nee

Geen Idee

Sloot deze oefentoets goed aan bij de leerstof?

😒🙁😐🙂😃

En ben je klaar voor de toets?

😒🙁😐🙂😃