Grammatica - module: werkwoorden

Grammatica 
Module werkwoorden
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2-6

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Grammatica 
Module werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

De onregelmatige werkwoorden: haben, sein & werden in de tegenwoordige tijd

Slide 2 - Tekstslide

sein
zijn
ich
bin
du
bist
er/sie/es
wer/man
ist
wir 
sind
ihr
seid
sie
sind
Sie
sind
ik 
ben
jij
bent
hij/zij/het/ wie/men
is
wij 
zijn
jullie
zijn
zij 
zijn
bent
Het rijtje 'sein', 'haben' & 'werden' moet je uit je hoofd leren!

Slide 3 - Tekstslide

haben
hebben
ich
habe
du
hast
er/sie/es
wer
hat
wir 
haben
ihr
habt
sie
haben
Sie
haben
ik 
heb
jij
hebt
hij/zij/het/ wie
heeft
wij 
heben
jullie
hebben
zij 
hebben
heeft
Het rijtje 'sein', 'haben' & 'werden' moet je uit je hoofd leren!

Slide 4 - Tekstslide

werden
=
worden,
zullen
ich
werde
du
wirst
er/sie/es 
wer
wird
wir 
werden
ihr
werdet
sie
werden
Sie
werden
ik 
word
jij
wordt
hij/zij/het
wie
wordt
wij 
worden
jullie
worden
zij 
worden
wordt
Het rijtje 'sein', 'haben' & 'werden' moet je uit je hoofd leren!

Slide 5 - Tekstslide

Het zwakke werkwoord in de tegenwoordige tijd

Slide 6 - Tekstslide

Hoofdregel (feesttenten)
FE-
ich
spiele
du
spielst
er / sie / es
spielt
wir
spielen
ihr
spielt
sie / Sie
spielen

Slide 7 - Tekstslide

Uitzonderingen - (e)ettenten
ich
heiße
du 
heißt
er / sie / es
heißt
wir
heißen
ihr
heißt
sie / Sie 
heißen
de EETTENTEN-regel gebruik je als de stam op een -s, -ss, -ß, -x of -z eindigt.

Slide 8 - Tekstslide

Uitzonderingen 
ich
arbeite
du 
arbeitest
er / sie / es
arbeitet
wir
arbeiten
ihr
arbeitet
sie / Sie 
arbeiten
Als de stam op een -d of -t eindigt, krijg je bij du, er/sie/es en de ihr-vorm een tussen -e!

Slide 9 - Tekstslide

Uitzonderingen 
ich
öffne
du 
öffnest
er / sie / es
öffnet
wir
öffnen
ihr
öffnet
sie / Sie 
öffnen
Speciale werkwoorden (atmen, regnen, zeichnen, rechnen, öffnen) krijgen bij du, er/sie/es en ihr een tussen e. 
Dit geldt ook bij de werkwoorden: atmen, regnen, zeichnen & rechnen.

Slide 10 - Tekstslide

Hoe gebruik je deze regels?
1. Neem de stam van het werkwoord 
2. Kijk welk persoonlijk voornaamwoord in de zin staat.
3. Kijk welke regel je moet toepassen. 
- stam op -s, -ss, -ß, -x, of -z = (E)ETTENTEN
- stam op -t of -d = tussen 'e'-regel
- een speciaal werkwoord = tussen 'e'-regel 
- niks bijzonders = FEESTTENTEN-regel. 

Slide 11 - Tekstslide

Het sterke werkwoord in de tegenwoordige tijd

Slide 12 - Tekstslide

a-Umlaut regel
fahren = rijden (sterk werkwoord)
Sterke werkwoorden met een a in de stam 
krijgen in de tegenwoordige tijd bij 
du en er/sie/es een Umlaut (puntjes). 
ich fahre
du fährst
er/sie/es fährt
wir fahren
ihr fahrt
sie/Sie fahren
Dezelfde uitgangen als het zwakke werkwoord, dus FEESTTENTEN. 

Slide 13 - Tekstslide

e/i-Wechsel regel
spreken
sprechen
zien
sehen
ich spreche
ich sehe
du sprichst
du siehst
er/sie/es spricht
er/sie/es sieht
wir sprechen
wir sehen
ihr sprecht
ihr seht
sie/Sie sprechen
sie/Sie sehen
Een sterk werkwoord met een e in de stam krijgen in de tegenwoordige tijd bij du en er/sie/es een i(e) .
 
Lange –e wordt ie --> du siehst 
Korte –e wordt i --> du sprichst

Dezelfde uitgangen als het zwakke werkwoord, dus FEESTTENTEN. 

Slide 14 - Tekstslide

Uitzonderingen op de e/i(e)-Wechsel regel
geven
geben
nemen
nehmen
ich gebe
ich nehme
du gibst
du nimmst
er/sie/es gibt
er/sie/es nimmt
wir geben
wir nehmen
ihr gebt
ihr nehmt
sie/Sie geben
sie/Sie nehmen
Let op: gehen, stehen, bewegen weliswaar sterk, maar er vindt geen e/i(e)-Wechsel plaats

Slide 15 - Tekstslide

Bepaal dus wel eerst altijd of een werkwoord zwak of sterk is!

Slide 16 - Tekstslide

Het sterke werkwoord in de verleden tijd

Slide 17 - Tekstslide

De verleden tijd van sterke werkwoorden
Voordat je de uitgangen achter de stam kunt plaatsen moet je eerst weten hoe de stam in de verleden tijd eruit ziet. Bij sterke werkwoorden verandert die namelijk in de verleden tijd. 

Hoofdregel
Stam op -d of -t
Stam op s-klank
kommen
finden
lesen
ich
kam
fand
las
du
kamst
fand(e)st
last
er/sie/es
kam
fand
las
wir
kamen
fanden
lasen
ihr
kamt
fandet
last
sie/Sie
kamen
fanden
lasen
Je moet dus een lijst met sterke werkwoorden uit je hoofd leren! Deze heeft de docent voor jou. 

Slide 18 - Tekstslide

Het sterke werkwoord in de voltooide tijd

Slide 19 - Tekstslide

Basisregel voor het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden
Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden moet je simpelweg leren. 

Bijvoorbeeld:
beschrijven - beschreven / beschreiben - beschrieben
zwemmen - gezwommen / schwimmen - geschwommen
Je moet dus een lijst met sterke werkwoorden uit je hoofd leren! Deze heeft de docent voor jou. 

Slide 20 - Tekstslide

De modale werkwoorden (Modalverben) in de tegenwoordige tijd

Slide 21 - Tekstslide

Wiederholung (tegenwoordige tijd)

Slide 22 - Tekstslide

Wiederholung (tegenwoordige tijd)

Slide 23 - Tekstslide

De modale werkwoorden (Modalverben) in de verleden tijd

Slide 24 - Tekstslide

HANDIGE TIP!
Stap 1: Leer de stam van de verleden tijd, dus konn-, muss-, durf-, woll- & wuss-.
Stap 2: Leer de uitgangen van de verleden tijd, dus: -te, -test, -te, -ten, -tet, -ten.

Slide 25 - Tekstslide

HANDIGE TIP!
Stap 1: Leer de stam van de verleden tijd, dus konn-, muss-, durf-, woll- & wuss-.
Stap 2: Leer de uitgangen van de verleden tijd, dus: -te, -test, -te, -ten, -tet, -ten.

Slide 26 - Tekstslide

Vragen?
Mail jouw docent!

Slide 27 - Tekstslide