H2B 09/05

Tekst
Tekst
bei
ohne
seit
von
nach
mit
aus
für
durch
zu
gegenüber
um
bis
gegen
1 / 31
volgende
Slide 1: Sleepvraag
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Tekst
Tekst
bei
ohne
seit
von
nach
mit
aus
für
durch
zu
gegenüber
um
bis
gegen

Slide 1 - Sleepvraag

Planning
- Modalverben
- Werkboek 
- Huiswerk 

Slide 2 - Tekstslide

Modalverben

Slide 3 - Woordweb

Modalverben
- Können
- Mögen 
- Dürfen 
- Sollen 
- Wollen 
- Wissen 


Slide 4 - Tekstslide

Modalverben
- Können > kunnen
- Mögen > leuk vinden, lusten, aardig vinden
- Dürfen > mogen, bij toestemming
- Sollen > moeten, een ander wil het
- Wollen > Willen 
- Wissen > weten

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Möchten > zou graag willen
Dit werkwoord wordt in het Duits heel vaak gebruikt, het is een soort beleefdheidsvorm.

Slide 7 - Tekstslide

Betekenis van 'wollen'

Slide 8 - Open vraag

Betekenis van 'wissen'

Slide 9 - Open vraag

Betekenis van 'können'

Slide 10 - Open vraag

Betekenis 'möchten'

Slide 11 - Open vraag

Betekenis van 'dürfen'
A
durven
B
mogen, bij toestemming
C
houden van
D
moeten, als het niet anders kan

Slide 12 - Quizvraag

Betekenis van 'mögen'
A
leuk vinden
B
lusten
C
aardig vinden
D
mogen

Slide 13 - Quizvraag

Betekenis van 'sollen'
A
moeten, een ander wil het
B
sollen
C
mogen, bij toestemming
D
moeten, het moet van jezelf

Slide 14 - Quizvraag

Betekenis van 'müssen'
A
moeten, wil van de ander
B
mogen
C
moeten, het kan niet anders
D
durven

Slide 15 - Quizvraag

Glaubst du, dass ihr teilnehmen (kunnen)?
A
können
B
kann
C
könnt
D
kannst

Slide 16 - Quizvraag

Ich (kunnen) morgen nicht kommen.

Slide 17 - Open vraag

(Houden van) du gerne Schokoladenmilch?
A
Möchtest
B
Magst
C
Mögen
D
Darfst

Slide 18 - Quizvraag

Kleine Kinder (houden van) sie auch gerne, aber auch viele Erwachsene trinken gerne ein Glas.

Slide 19 - Open vraag

Wir sind gestraft und (mogen) heute Abend nicht mit unseren Freunden verabreden.
A
dürfen
B
mögen
C
möchten
D
sollen

Slide 20 - Quizvraag

Er ist auch gestraft und (mogen) sogar die nächsten zwei Wochen keine Freunde einladen.

Slide 21 - Open vraag

Du (moeten) nicht auf uns achten. Wir sind so müde und machen nicht mit.

A
müsst
B
sollst
C
möchtest
D
magst

Slide 22 - Quizvraag

Was (moeten) wir denn machen, ganz alleine?

Slide 23 - Open vraag

Sie (willen) morgen gerne Tennis spielen.
A
mögen
B
wollen
C
sollen
D
möchten

Slide 24 - Quizvraag

Was (willen) ihr morgen machen?

Slide 25 - Open vraag

Es regnet. Wir (moeten) schnell nach Hause gehen.
A
müssen
B
mögen
C
dürfen
D
sollen

Slide 26 - Quizvraag

Ich (moeten) auch weg, denn der Zug fährt bald!

Slide 27 - Open vraag

(Weten) Sie, wie das Mädchen heißt?
A
Weißen
B
Wissen
C
Wisst
D
Weiß

Slide 28 - Quizvraag

Nein, das (weten) ich nicht.

Slide 29 - Open vraag

Maken
Opdracht 5, 6, 7, 8 (blz. 9/10)

Slide 30 - Tekstslide

Hausaufgaben
- Woordenlijst (10 belangrijkste woorden)
- Herhalen: Modalverben & persoonlijk voornaamwoord
- Maken: Opdracht 2 (S. 6) 

Slide 31 - Tekstslide