O.t.t. van zwakke werkwoorden

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Zwakke werkwoorden 

in 
tegenwoordige tijd

Slide 2 - Tekstslide

Der Stamm von "wohnen" lautet:
A
woh
B
wohn
C
wohne

Slide 3 - Quizvraag

de stam van het werkwoord
          Bijna alle ww in het Duits 
          eindigen op -en.
          Als je -en eraf haalt 
          hou jij de stam over: 

b.v. wohnen, stam is dan wohn-
       machen, stam is dan mach-

Slide 4 - Tekstslide

zwakke Werkwoorden tegenwoordige tijd
zwakke ww

(lachen)
ich
lach-e
du
lach- st 
er/sie/es
lach-t
wir
lach- en
ihr
lach -
sie/Sie
lach - en
volt. deelwoord
ge - lach - t

Slide 5 - Tekstslide

Regel: feesttenten 

Slide 6 - Tekstslide

Wat is de stam van een zwak werkwoord in het Duits?
timer
0:10
A
ik-vorm
B
hele werkwoord
C
hele werkwoord -(e)n
D
hij-vorm

Slide 7 - Quizvraag

lachen
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
lache
lacht
lachst
lachen
lacht
lachen

Slide 8 - Sleepvraag

Meine Mutter (spielen)... Klavier.
A
spielst
B
spielen
C
spielt
D
spiele

Slide 9 - Quizvraag

Ich wohne in Dordrecht und wo (wohnen) du?
A
wohnt
B
wohnst
C
wohnest
D
wonst

Slide 10 - Quizvraag

Werkwoorden met stam op s/ss/ß/z


reisen


küssen


tanzen
ich
reis -e
küss - e
tanz - e
du
reis  -  t
küss - t 
tanz - t
er/sie/es
reis  - t
küss - t
tanz - t
wir
reis  - en
küss - en
tanz - en
ihr
reis  - t
küss - t 
tanz- t
sie/Sie
reis - en
küss - en 
tanz- en
!!!
ge - reis  - t
ge - küss - t
ge - tanz - t

Slide 11 - Tekstslide

Werkwoorden met stam op s/ss/ß/z


reisen


küssen


tanzen
ich
reis -e
küss - e
tanz - e
du
reis  -  t
küss - t 
tanz - t
er/sie/es
reis  - t
küss - t
tanz - t
wir
reis  - en
küss - en
tanz - en
ihr
reis  - t
küss - t 
tanz- t
sie/Sie
reis - en
küss - en 
tanz- en
!!!
ge - reis  - t
ge - küss - t
ge - tanz - t

Slide 12 - Tekstslide

tanzen (dansen) - du ________
A
tanzst
B
tanst
C
tanzt
D
tanzest

Slide 13 - Quizvraag

Warum (reißen=scheuren) du die Seiten aus dem Buch?
A
reißt
B
reißst
C
reist
D
reißest

Slide 14 - Quizvraag

Was (machen)... du am Wochenende?

A
mache
B
macht
C
machst
D
machen

Slide 15 - Quizvraag

ENDE

Slide 16 - Tekstslide